Niet alleen

Niet alleen

“Joanne, wil je even de tafel dekken?” vraagt moeder, “dan zet ik zo de kaarsjes op tafel”. Het is kerst. En ze gaan eten met allemaal kaarsjes aan.” Ja hoor”. zegt Joanne en ze loopt naar de koelkast. Even later is de tafel gedekt en kunnen ze aan tafel. “Joanne, Louise en Nathan, komen jullie aan tafel?” Gauw komen ze er aan gerend. Moeder pakt Nathan op en zet hem in de kinderstoel.” Stil, vader gaat bidden”. “Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw naam worde geheiligd, Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo op de aarde, geef ons heden ons dagelijks brood, vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren, leid ons niet in verzoeking maar verlos ons van de boze, want U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen”. “Amen,” zeggen Joanne en Louise. “Nu jij noch”, Louise wijst naar Nathan. Moeder pakt zijn handjes en doet haar hand voor zijn ogen. “Amn”, zegt Nathan. “Goed zo“, zegt moeder en ze laat zijn handjes los, en doet haar hand weg. Ze pakt de pan en schept op ieder bord wat aardappeltjes en wat groente. “ Lekker”, zegt Louise en begint gelijk te eten. “Wachten we niet even op dat iedereen heeft en we eet smakelijk hebben gezegd”, zegt vader en hij kijkt quasi streng naar Louise. ”Oh”, zegt Louise, “dat was ik even vergeten”, maar als ze moeders gezicht ziet, kijkt ze al weer blij. “Ik dacht dat u echt boos was”, zegt ze, en ze zucht opgelucht. Even later is iedereen klaar en gaan ze een lekker toetje eten. “Louise, mag ik even de saus?” vraagt Joanne.” Ja hoor”, zegt Louise, en pakt de saus. Maar…. per ongeluk stoot ze de kaars aan, die valt op Joanne’ s been. “ AU!!, schreeuwt Joanne, en valt op de grond. heel stil blijft ze daar liggen. “Nee”, gilt Louise, “Is ze..?”.

“Nee hoor,” antwoord moeder zo rustig mogelijk, maar in haar hart is ze heel onrustig. Zou hun oudste dochter sterven? vader zegt: “laten we gelijk 112 bellen want dit is heel ernstig dat zie ik.”

Vaag ziet Joanne een man over haar heen buigen. Ze doet haar ogen open. “Wat is er gebeurd? Waar ben ik?” Naast haar hoort ze haar moeder zuchten. “Ze leeft nog!” roept moeder. “Au”, kreunt Joanne, “au, au!”. “rustig,” antwoord de ambulance broeder, “we brengen je naar het ziekenhuis daar zal je geopereerd worden.”. “Nee”, roept Joanne “dan ben ik alleen!”. “Nee hoor”, zegt moeder zacht, “ik ga met je mee, en papa gaat met Louise en Nathan met de auto er achter aan”. De ambulance broeder pakt Joanne voorzichtig op en legt haar voorzichtig op de brandcard. Een poosje later ligt ze in de ambulance en rijden ze met een vaart naar het ziekenhuis, naar de spoedeisende hulp. Even later stopt de ambulance en word de brancard eruit gehaald en wordt ze naar binnen gereden. Maar Joanne merkt er niets van. Ze is in slaap gevallen.

“Moeder, waar ben ik, wat is er gebeurd?” Joanne ligt op de uitslaapkamer. Ze is net geopereerd, want dat moest zo snel mogelijk gebeuren. “Je bent net geopereerd en lig nu in de uitslaapkamer.” “Wat is er gebeurd dan?” vraagt Joanne weer. Ondertussen komt de zuster binnen en zegt: “oh is ze al wakker, dat had ik niet gemerkt”. Ze loopt naar Joanne toe en zegt: “Hallo Joanne, ik ben zuster Inge die jou voorlopig zal helpen”. Joanne vraagt opnieuw: “Wat is er gebeurd waarom lig ik hier?” “Nou”, antwoord de zuster die ondertussen helemaal is ingelicht door vader, “je zou met je gezin lekker eten met kaarsjes aan, je vroeg aan Louise je zusje: mag ik de saus? Louise pakte de saus maar stootte toen per ongeluk de kaars omver, die op jou been viel, daarom heb je nu geen gevoel in je been en zit je been nu stevig verpakt in het gips. Toen hebben je vader en moeder de ambulance gebeld en die zijn gelijk gekomen. Jij bent naar de spoedeisende hulp gebracht. en ze hebben je gelijk geopereerd.”

“Ik ga naar huis hoor, je bent moe en moet nu slapen. ik zal je nog even samen met de zuster je instoppen. Maar dan ga ik echt naar huis toe, hoor”. Joanne knikt slaperig, ze slaapt toch al bijna. Even later valt ze in slaap en sluipt moeder de zaal uit. Ze wil naar buiten lopen, maar let niet goed op. Ze botst tegen zuster Inge op. Ze kijkt omhoog en zegt: “ik ga naar huis toe, Joanne slaapt al. Ik wou haar instoppen met jou, maar ze sliep al, dus ja dat had niet zoveel zin meer”. De zuster knikt: “Goed hoor, ze heeft de rust nu hard nodig”.

Slaperig kijkt Joanne op. Waar is ze? O ja ze ligt in het ziekenhuis. Ze is net in slaap gevallen. Wat is haar been zwaar. Ze wil het optillen maar laat het al snel weer vallen dit is echt zwaar! Zuster Inge komt binnen met een dienblad met wat eten en een glaasje water. “Hallo Joanne, lekker geslapen?” Voordat Joanne antwoord kan geven praat ze al weer verder. “Ik heb wat eten en wat drinken meegenomen voor je. Omdat je misschien al wel trek of dorst hebt”. “Nee hoor”, zegt Joanne, “Ik heb juist geen zin in eten en drinken”. “Nou ja, het hoeft niet hoor”, zegt zuster Inge, “het mag alleen. Ik zet het wel even neer voor als je straks wel  zin hebt in wat eten of een lekker glaasje water”. Joanne knikt alleen maar. Ze voelt zich zo ellendig en alleen. Zuster Inge loopt weer weg. Als de zuster weg is snikt Joanne het uit, ze voelt zich ook zo alleen. Even later valt ze van het huilen in slaap. Ze wordt wakker als ze iemand hoort praten. Zuster Inge staat naast haar bed met een stapeltje post in haar hand. “Veel mensen denken aan je, dat zie je wel”. “Ja”, knikt Joanne, maar voelt zich nog steeds alleen. Als zuster Inge weer bij de volgende patiënt is pakt ze een envelop. Voorzichtig pakt ze de kaart en begint te lezen: Lieve Joanne, ik heb gehoord wat er is gebeurd en besloot je maar een kaart te sturen om mijn meeleven te tonen. Lieve Joanne, ik weet niet veel te zeggen maar wil 1 ding zeggen. Namelijk, vergeet nooit dat je niet alleen bent God is bij je. Liefs je oude opa Bloemhof. Joanne leest het in 1 adem uit. Dit had ze net even nodig. Ze begint te snikken. Hoe kon ze ooit denken dat ze alleen was, God is altijd bij haar.

Zuster Inge komt weer bij Joanne. “Wat is dat? waarom huil je?”. “Ik.. ik dacht dat ik alleen was… maar toen kreeg ik dit” en ze laat het kaartje aan zuster zien. Zuster Inge strijkt over Joanne ’s hoofd. “Stil maar, dit hoor ik vaker, want het is ook niet niks dat je hier ligt. Maar ik kwam hier om het verband te wisselen wil je het zien of toch liever niet”. Joanne twijfelt nog even maar zegt dan toch resoluut. “Ja ik wil wel meekijken”. Zuster Inge kijkt haar verbaast aan: “Jij hebt lef, dat hoor ik niet vaak”. Toch blijft Joanne bij haar besluit, nu voelt ze zich rustig dit is een goede tijd om mee te kijken. Zuster Inge haalt het verband eraf. “Schrik niet”, zegt ze nog. Als het verband er af is schrikt Joanne heel erg. Ze begint te snikken, dit had ze toch niet verwacht. Zuster Inge strijkt over haar hoofd.    “Maakt niet uit hoor, dat moet even”.

Een paar dagen later komt zuster Inge binnen met een bed. “Hallo Joanne, Sofie heeft haar arm verbrand en ligt al heel lang in het ziekenhuis, ze lag altijd alleen, maar ik bedacht dat het net zo gezellig voor jullie zou zijn als ze bij jou zou komen liggen. Jullie hebben beiden hetzelfde geloof en zijn even oud. Nou ja, Sofie is 1 jaar ouder maar dat maakt vast niet uit, ik denk dat jullie goed op kunnen schieten met elkaar”. Joanne knikt, het lijkt haar wel een leuk meisje. En dat is zo, de volgende dagen liggen ze maar te kletsen. Als Sofie even slaapt denkt Joanne: Wat ben ik blij dat het zo’n leuk meisje is, we kunnen ook zo goed met elkaar opschieten.

De volgende ochtend vraagt Sofie of zij al een keer haar been heeft gezien. Joanne knikt: “al een paar keer. “Ik durf het niet”, bekent Sofie, “maar ik ga het een keer proberen”. Nu Sofie dat heeft verteld kan Joanne het ook niet meer voor haar houden. Ze vertelt alles ook hoe ze is getroost. En… Het antwoord van Sofie valt echt mee. “Ik heb het zelf ook gehad, ik voelde me ook zo alleen, maar toen kwam bij mij in het hoofd: Inmanuel, God met ons.

“Ik heb goed nieuws”, met een stralend gezicht komt zuster Inge binnen. Ze kijkt naar Joanne en Sofie. “Jullie mogen allebei naar huis. De eerste tijd zouden jullie nog wel naar het revalidatiecentrum gaan, maar dat mag de pret niet drukken. Jullie gaan naar hetzelfde revalidatiecentrum dus dat zal wel goed komen”.

“Ben je klaar, prinses Joanne?” met een glimlach komt vader binnen. Hij geeft Joanne een kus en zegt: “Ik heb je zo gemist en daarom ben ik zo blij dat je naar huis mag. “Ik ook”, zegt Joanne. Even later loopt vader met de rolstoel met Joanne erin naar de zusterspost. “Ik ga je missen”, zuster Inge geeft Joanne een knuffel, “maar toch hoop ik dat ik geen tot ziens kan zeggen”. Joanne knikt, ze kan niks zeggen, van ontroering. Toch kan ze er nog net uitkrijgen. “Ik heb toch een fijne tijd hier gehad, doei!” Dan lopen ze naar buiten. Joanne kijkt nog 1 keer achterom. En denkt: God is altijd bij mij! Immanuel!