De glinsterende kerstbal

De glinsterende kerstbal

Langzaam loopt Jade door de smalle straatjes van de binnenstad. Ze is er bijna, nog een hoek om en dan, aan het eind van de straat staat hun hoge flatgebouw. Ze blijft even staan, haar ene arm doet zeer van het dragen. Eigenlijk had ze een tas mee moeten nemen. De zak met brood lukt wel, maar dat pak melk is zó onhandig om vast te houden. Even zet Jade het melkpak op de grond neer. Ze leunt tegen een lantaarnpaal en kijkt om zich heen. Het begint al donker te worden. In de huizen gaan lampen aan, dat is zo grappig om te zien. Jade probeert dan stiekem naar binnen te kijken. Soms ziet ze alleen een knipperend televisiescherm. Maar vaak ook spelende kinderen of gezinnen die aan tafel zitten. En bijna in ieder huis ziet ze een prachtige kerstboom. Jade moet er een beetje van zuchten. Het ziet er overal zó gezellig uit. In gedachten ziet ze al voor zich, hoe morgen overal kerstfeest gevierd wordt. Kinderen die samen met hun vader en moeder bij de kerstboom zitten. Weer zucht Jade. Dan pakt ze het melkpak van de grond, ze moet opschieten. Laury had honger, dat had ze gezien vanmiddag. Niet dat Laury huilde, maar ze was zó stil geworden. Bijna heel de middag had ze met haar vingers in haar mond op de grond gezeten. Jade loopt het laatste stuk wat sneller door.

Achter het flatgebouw, bij de fietsenstalling, staat Jade opeens met een ruk stil. Wat ligt daar op de stoep? Het glimt en waait een stukje voor haar uit. Het lijkt wel zo’n mooie versiering van een kerstboom! Jade rent erachteraan. Ze zet haar voet er precies bovenop. Het is een stuk van een zilverkleurige slinger. Ze raapt het op en kijkt om zich heen. Waar komt dat nu opeens vandaan? Uit een grote container hangt nog een stuk slinger. Vast door iemand weggegooid en door de wind uit de container gewaaid. Dan krijgt Jade opeens een prachtig plan. Misschien ligt er in de container nog wel veel meer moois! Ze zal straks gaan zoeken en dan kan zij het bij hen in huis óók gezellig maken! Het laatste stukje rent Jade, de hoek om, naar de ingang van de flat. Ze draait de sleutel om. De deur zoemt en met haar elleboog duwt ze hem open. Ze telt de treden van de trappen. Negenenveertig treden, dan is ze boven. De deur staat op een kier. Laury zit nog steeds op de grond. Mama ziet ze niet, ze zal wel op bed liggen. Jade legt het stuk slinger onder haar jas, daar zal ze straks wel naar kijken. Eerst een boterham voor Laury. Ze trekt de broodzak open en geeft de korst aan haar zusje. Laury gaat er gelijk op sabbelen. Jade vist de fles van Laury onder de tafel vandaan en vult deze met melk. Voor zichzelf schenkt ze ook een beker melk in en ze gaat op de bank zitten. Even twijfelt ze, zal ze mama ook een boterham brengen? Mama heeft vandaag ook nog weinig gegeten. Maar als mama slaapt, kan ze haar beter niet storen. Jade haalt haar schouders op. Zij weet het óók allemaal niet.

Ze denkt aan die mevrouw, die eerst vaak bij hen thuis kwam. Zij praatte met mama. Mama deed dan haar best om aardig te zijn en dan was gelijk alles anders in huis. Alsof de dikke mist die er hing een beetje optrok en er warme stralen van de zon doorheen piepten. Mama ruimde de rommel op in huis. Ook ging ze naar de winkel en kookte eten. Ze nam Laury op schoot. En mama leek dan soms écht te luisteren als Jade iets vertelde over school. Maar soms al na een week, was het alsof de zon haar stralen weer inhield. De mist werd langzaam dikker en de kilte drong weer het huis binnen. Dan zorgde Jade ervoor dat mama zo weinig mogelijk last van haar had en sloop ze door het huis. Ze zorgde voor haar zusje en bleef soms thuis van school.  Maar dan belde de juf, of de mevrouw. Dan ging ze toch weer naar school. Maar toen kwam corona. De mevrouw kwam niet meer. Mama hoefde niet meer haar best te doen. En het allerergste: de school ging dicht. Toen verhuisden ze. Zomaar, plotseling had mama verteld dat ze ergens anders gingen wonen. “Dit huis is te duur”, zei mama. Een grote bestelbus was hun straat ingereden en had hun spullen meegenomen. Sommige dingen waren blijven staan. “Geen plek” zei mama. En nu wonen ze hier, op de derde verdieping van dit hoge flatgebouw. Het is er klein, er is maar één slaapkamer. Daar slaapt mama en staat het ledikantje van Laury. Er ligt voor Jade een matras, maar ze slaapt liever op de bank. Het is geen fijn huis, vindt Jade. De zon schijnt er nooit naar binnen. En de mist lijkt nog dikker. Als Jade denkt aan de tijd dat ze nog in hun vorige huis woonden, dan lijkt het net als bij de boeken die de juf voorlas op school. Altijd kwam er een moment, dat het boek uit was. Er golfde dan een zucht door de klas. De juf klapte het boek dicht en nooit meer hoorden ze iets over Elsje, Tom, of wie dan ook. En zo is het ook met het leven in hun vorige huis. Het is over en uit. Als een boek wat dichtgeklapt is. Geen juf meer, geen mevrouw meer, geen zonnestralen meer. Alleen zij, Laury en mama en de mist die dikker wordt. Mama, die steeds vaker op bed ligt. Jade kijkt eens naar Laury. Ze drinkt gulzig haar fles leeg. Jade doet haar best om zo goed mogelijk te zorgen. Maar het gaat niet zo goed, dat weet Jade ook wel. En nu ze Laury zo gulzig haar flesje leeg ziet drinken, lijkt het wel alsof de dikke mist zelfs in haar hoofd komt. Snel probeert Jade aan iets anders te denken. Aan het gezin, wat ze net aan tafel zag zitten toen ze het brood gekocht had. En dan doet ze in haar hoofd net, alsof zij daar ook bij hoort. Dat ze hier niet meer alleen is met mama-in-de-mist en haar kleine zusje. Dan zit ze in gedachten aan tafel met een papa en mama en broertjes en zusjes en lachen ze samen en is het gezellig en staat er een kerstboom… Jade schiet overeind. Dat is waar ook. De kerstversiering! Eerst voor Laury zorgen. Ze tilt haar zusje op, verschoont haar zo goed mogelijk en haalt dan zachtjes het matras uit het ledikantje. Laury kan beter bij haar in de kamer slapen, dan wordt mama niet wakker.

Als Laury niet veel later al sabbelend op haar vingers in slaap is gevallen, haalt Jade de slinger onder haar jas vandaan. Hij is écht mooi. Ze kijkt om zich heen. Een kerstboom hebben ze niet, daar kan ze de slinger niet in hangen. Maar als ze het hoekje bij de bank nu eens mooi maakt? De slinger kan ze in de vensterbank leggen, achter de bank. En misschien ligt er in die container nog wel meer moois… Ze kijkt nog even naar haar zusje, maar Laury ligt heerlijk te slapen. Zachtjes trekt Jade haar jas aan, stopt de sleutel in haar zak en loopt de trappen af naar beneden. Buiten is het al helemaal donker geworden. Stiekem vindt Jade dat wel een beetje eng. Anders gaat ze ’s avonds nooit meer zo laat naar buiten. Ze loopt om het flatgebouw heen. Het lijkt alsof het harder is gaan waaien. Uit de verte ziet Jade de slinger al uit de container hangen. De slinger beweegt zachtjes heen en weer in de wind. Ze loopt er naar toe en probeert de slinger eruit te trekken. Hè, hij zit vast. Jade trekt zich met haar handen op aan de container en kijkt erin. De slinger zit klem tussen de vuilniszakken. Ze duwt de zakken aan de kant en dan, o, dan ziet ze nog veel meer moois. Een rode slinger, een doos met glinsterende ballen en een hertje, waar nog maar één gewei aan zit. Wat prachtig! Het is best moeilijk om alles uit de container te halen, maar het lukt. Even later staat Jade op de grond. Naast haar liggen haar schatten. Het hertje met het ene gewei lijkt haar vriendelijk aan te kijken. Boft zij even dat iemand dat zomaar weggegooid heeft! Ze raapt alles op. Met haar armen vol kerstversiering loopt ze de trappen op. In haar hoofd maakt ze een plannetje waar ze alles op gaat hangen. Wat zal het mooi worden! Als mama morgen dan wakker wordt, nou, dan zal mama het vast ook heel mooi vinden. Misschien wordt de mist dan wel even minder en… en dan kunnen ze tóch samen kerstfeest vieren!

Jade is bijna klaar. Nu nog die ene glinsterende kerstbal! Even was ze verdrietig geworden, toen ze zag dat de kerstballen in de doos kapot waren. Toen ontdekte ze nog één hele kerstbal. Wat was die mooi! Daarom krijgt deze kerstbal de mooiste plek. Echt de allermooiste plek. In het licht, want dan schittert hij zo mooi. Ze kijkt om zich heen. Zonder touw is het best moeilijk om een mooie plek te vinden.

Plotseling klinkt er gestommel in de slaapkamer. Mama! Jade verstijft. De kerstbal voelt opeens koud aan in haar handen. Mama komt de kamer binnen lopen. Haar kleren verkreukeld. Haar haren in de war. Ze loopt langzaam, alsof haar voeten het teveel moeite vinden om vooruit te gaan. Wat zal mama er van vinden? Vanuit haar ooghoeken kijkt Jade naar mama’s gezicht. De schrik slaat haar om het hart. Wat als mama… het niet mooi vindt?

Mama kijkt. En kijkt. Dan lijkt het alsof de tijd stil staat. Alsof alles oplost in een dikke, grijze, ondoordringbare mist. Mama geeft een schreeuw. Ze loopt naar de tafel en duwt die omver. Alle spullen die op de tafel staan, kletteren met veel lawaai op de grond. Met één beweging veegt mama de kerstversiering van de vensterbank. Dan zakt mama op een stoel neer, alsof haar benen haar niet meer kunnen dragen.

Langzaam wordt de mist in Jades hoofd minder. Ze staat nog steeds op dezelfde plek. Met de kerstbal in haar handen. Ze ziet haar zusje, die overeind op haar matras zit en met grote ogen naar mama kijkt. Jade loopt naar Laury toe en kruipt samen met haar onder de deken. Ze wil die dikke, donkere mist buiten sluiten. Ze denkt weer aan de kinderen die ze gezellig aan tafel zag zitten. In haar gedachten hoort ze daar bij. Ze lachen met elkaar en maken plannen voor morgen, als het kerstfeest is.

Hoe lang ze daar zo gelegen heeft, weet Jade niet meer. Maar opeens gaat de bel, lang en doordringend. En nog een keer. En dan gaat het opeens zo snel. De kamer staat vol met mannen en gele strepen. Politie! Ze ziet ogen. Ogen die schrikken. Ogen die heel bezorgd staan. En dan? Dan worden ze meegenomen. Laury en zij, in een politiewagen. Laury houdt haar beer heel stevig vast. Jade wordt naast haar neergezet, met in haar handen de glinsterende kerstbal.

Op het politiebureau moeten ze wachten op koude, rode stoelen. Jade kan net niet bij de grond met haar tenen. Vanuit haar ooghoeken houdt Jade haar zusje in de gaten. Laury leunt met haar vingers in haar mond tegen de borst van een agent.  De agent stelt vragen. Hij kijkt bezorgd. Maar Jade zwijgt. Het is teveel. De woorden tuimelen door haar hoofd. Ze lijken op te lossen in de mist. Jade kijkt naar de glinsterende kerstbal in haar schoot. Ze rilt. Een beker warme chocomel wordt in haar handen geduwd. Er wordt een deken over haar trillende benen gelegd.

Dan worden ze opgehaald. Een vriendelijke mevrouw met rode krullen knielt voor haar neer. Ze praat geruststellend. Ze mogen mee. Mama is ziek. Voor mama wordt goed gezorgd. En iemand anders gaat voor hen zorgen. Jade luistert naar de woorden. Ze doet haar best om het te begrijpen. De mevrouw praat nog een poosje met de agenten. Dan mogen ze mee. In de auto wordt de deken weer over haar benen gelegd. Laury wordt in een kinderstoeltje gezet. En ondertussen zegt de mevrouw steeds geruststellende woorden. “Meneer en mevrouw Van Hoeven,” vertelt de mevrouw, “zo heten de mensen die een poosje voor jullie gaan zorgen.” In haar gedachten herhaalt Jade de woorden. Meneer en mevrouw Van Hoeven. Daar gaan ze wonen. Voorlopig. Omdat mama ziek is.

Heel wat uren later ligt Jade in bed. Wat is ze moe. Haar hoofd is vol. Zo vol, dat de slaap ver weg lijkt. Mevrouw Van Hoeven was lief geweest. “Noem me maar tante Marije”, had ze gezegd. Ze had Laury in bad gestopt en haar een groene pyjama aangetrokken. Ze wilde Jade ook helpen, maar Jade had geweigerd. Tante Marije had niet verder aangedrongen. En nu ligt ze hier in een vreemde pyjama, in een vreemd bed, bij een vreemde oom en tante. De mooie kerstbal ligt op het nachtkastje, naast het bed. In het licht van het nachtlampje ziet Jade hem nog net glinsteren. Jade blijft er naar kijken tot ze eindelijk in slaap valt.

De volgende dag lijkt langzaam de mist uit haar hoofd weg te trekken. Ze maakt kennis met Géke en Marten, de kinderen van tante Marije en oom Geurt. Géke wil van alles weten, maar de woorden komen nog steeds niet uit haar mond. In Jades hoofd is het een grote warboel. Tijdens het eten zit Jade tussen tante Marije en Géke in. Laury zit bij tante Marije op schoot. Ze lijkt niet van plan te zijn, daar vanaf te komen. Ze eten krentenbrood met suiker. “Omdat het kerstfeest is”, zegt tante Marije. Nou, zoiets lekkers heeft Jade nog nooit geproefd! Terwijl ze met kleine hapjes zit te genieten, merkt ze plotseling dat oom Geurt naar haar kijkt. En ze krijgt zomaar een knipoog van hem. Even wordt het wat lichter in haar hoofd. Als een warme zonnestraal voelt ze het: ze hoort er bij. Vandaag, op het kerstfeest, hoort ze bij een gezin met een echte vader, een echte moeder, een broer en een zus. Nu is het niet in gedachten, maar in het écht!

Na het eten legt tante Marije het uit. In dit huis is geen kerstboom, maar het is wel feest. Kerstfeest. Omdat de Heere Jezus is geboren, heel lang geleden. “Heb jij wel eens van de Heere Jezus gehoord?” vraagt tante Marije. Voorzichtig schudt Jade haar hoofd. De woorden willen nog steeds niet uit haar mond komen. Dan vertelt tante Marije iets heel bijzonders. “De Heere Jezus woonde in de hemel. Het allermooiste huis wat je kunt bedenken. Een huis waar het altijd licht is. In dat huis is het altijd goed. Geen verkeerde dingen, geen verdriet, geen pijn. Maar de Heere Jezus heeft de hemel verlaten. Hij is naar deze donkere aarde gekomen. En hier had Hij geen huis. Hier had Hij helemaal niets. Dat wilde Hij Zelf. Dat kun je niet begrijpen hè?” Jade schudt zachtjes haar hoofd. Tante Marije gaat verder. “Jezus deed dat, omdat Hij mensen gelukkig wilde maken. Want in het hart van de mensen is het ook donker. Donker door verkeerde dingen. Donker door verdriet. Maar de Heere Jezus maakt het licht. En daarvoor is Hij naar de aarde gekomen, als klein Kindje. Daar denken we vandaag aan op het Kerstfeest. Het feest van Jezus’ geboorte.”

Stil luistert Jade. ’s Middags, als oom Geurt met Géke en Marten naar het kerstfeest van de zondagsschool is en Laury op bed ligt, pakt tante Marije een dik boek uit de kast. “Kinderbijbel” noemt tante Marije het boek. Ze bladert even en leest dan voor over een donkere nacht. Over herders. Over hoe het plotseling licht werd. Stralend licht! Omdat Jezus was geboren. De herders waren naar Jezus toegegaan. Ze hadden geknield bij Jezus. En het licht was in hun hart gebleven. Voor altijd. Tante Marije wijst naar buiten. “Kijk eens,” zegt ze, “zie je dat de mist helemaal verdwijnt door de zon? Zo is het ook als de Heere Jezus in je hart komt. Dan verdwijnt alle mist en donkerheid. Dan is het licht.” En dan durft Jade opeens wat dichter naar tante Marije toe te schuiven en tante Marije slaat een arm om haar heen. Zou het, zou het bij haar ook licht kunnen worden?

En nu ligt Jade weer in bed. In het donker staart ze naar de glinsterende kerstbal op het nachtkastje en ze denkt aan deze bijzondere kerstdag. Deze dag, waarop ze zomaar bij een gezin hoort, in het echt. Deze dag, waarop ze hoorde over licht. Licht, waardoor het donker verdwijnt. Licht, nog mooier dan het licht op de glinsterende kerstbal. Jade stapt uit bed. Die kerstbal moet weg. Zij heeft de kerstbal niet meer nodig. Ze zal hem bewaren. Misschien… misschien voor mama. Mama-in-de-mist. Mama, die nog niet weet van Jezus. Ze stopt de kerstbal in een laatje van het nachtkastje. Dan kruipt ze weer in bed. “Heere Jezus” fluistert ze. Eerbiedig vouwt ze haar handen, net als Géke en Marten. Ze zegt het nog een keer, een beetje harder nu. De woorden lijken niet langer op te lossen in de mist. Ze komen vanzelf uit haar mond: “Heere Jezus”.