Een kleurrijke kerst

Een kleurrijke kerst

Je moet er van houden, van dat gepriegel. Een klein beetje teveel naar rechts of naar links en het steentje zit op de verkeerde plek. En als zo’n steentje eenmaal blijft kleven op het stuk stof, zit het vast als een vliegje die landt op een boterham met honing.

Toch vindt Sophie diamond painting een leuke hobby. Al een paar weken werkt ze aan een grote plaat van twee vogeltjes op een bloesemtak. Ze is bijna klaar met lichtroze, hierna gaat ze bruin doen. Een saaie kleur, maar ja, die moeten er ook zijn.

Sophie staat op en doet het licht boven de keukentafel aan. Het is nog maar half vijf, maar nu het december is, wordt het al vroeg donker. In de woonkamer hoort ze de telefoon overgaan. Al snel stopt het vrolijke melodietje en hoort ze mama praten. Sophie gaat weer aan tafel zitten en knipt het zakje met de bruine diamantjes open.

Net als ze halverwege het eerste takje is, gaat de deurbel. Mama komt de keuken binnen lopen met de telefoon aan haar oor; ze wappert met haar hand naar Sophie en wijst naar de deur, terwijl ze gewoon doorpraat. ‘Ja, ik wil het best doen, maar dan wel samen met jou! Ik zie dat met Gerda echt niet zitten, hoor! Die kletst je de oren van het hoofd, maar als het erop aankomt, heb je niks aan haar.’ Sophie laat zich met een zucht van haar stoel glijden en loopt naar de deur. Sinds mama door de coronamaatregelen veel thuiswerkt, zit ze uren aan de telefoon.

Door het matte glas van de voordeur heen ziet Sophie al dat er een klein iemand voor de deur staat. Als ze de deur opendoet staat er inderdaad geen volwassene op de stoep, maar Sophies vriendin Lieke.

‘Hoi!’, zegt Sophie, ‘Wat kom je doen?’

‘Nou,’ antwoordt Lieke, ‘ik heb een plannetje… mag ik binnenkomen?’

Sophie doet de deur open en als Lieke haar jas en schoenen heeft uitgetrokken, lopen ze meteen de trap op naar Sophies kamer. Wat voor plan zou Lieke hebben?

Lieke gaat op Sophies bed zitten en zegt: ‘Luister. Ik hoorde mijn moeder met de buurvrouw praten. Je weet wel, die mevrouw met een rollator, die altijd achterin de kerk zit. Mama zag haar in de tuin lopen en vroeg hoe het met haar ging. En toen vertelde de buurvrouw dat ze tegen de feestdagen opziet. Ze zei dat ze het zo stil vindt thuis en dat ze soms de hele dag niemand spreekt. Ze staat ’s ochtends op, drinkt alleen koffie, eet ’s middags in haar eentje een boterham en gaat dan puzzelen of lezen.’

Sophie luistert een beetje ongeduldig. Eigenlijk kan die buurvrouw haar niet zo heel veel schelen, waarom vertelt Lieke haar dit? Dit klinkt nog niet echt als een spannend plan…

‘En weet je wat er toen gebeurde? Toen ging de buurvrouw dus echt huilen! Zomaar in de tuin! Ze zei dat ze haar man zo mist, want die is vorig jaar overleden. En nu kunnen met kerst de kinderen en kleinkinderen niet komen, ze kan niet naar de kerk en er is dit jaar ook geen kerstzangavond. Ik vond het echt super zielig. Dus toen dacht ik: zullen we iets verzinnen voor alle oude mensen? Om ze een beetje op te vrolijken?’

Sophie denkt even na. Dat is inderdaad wel zielig. Haar eigen opa’s en oma’s leven niet meer, maar ze kent best veel oude mensen uit de kerk of de straat. En in het bejaardenhuis wonen natuurlijk ook veel mensen die nu eenzaam zijn.

‘Oké,’ zegt ze tegen Lieke, ‘dat is wel een goed idee. Maar wat zouden we dan kunnen doen?’

‘Zullen we cupcakes bakken?’ stelt Lieke voor, ‘met glazuur en mooie kerstdecoratie!’

‘Dat is wel veel werk’, twijfelt Sophie, ‘en volgens mij niet coronaproof.’

Lieke bijt peinzend op haar lip.

‘Laten we dan kaarten maken!’

Lieke kijkt Sophie vragend aan. ‘Is dat wel een goed idee? Het is coronaproof, het kan door de brievenbus en het is niet zo moeilijk.’

Het blijft even stil. Dan springt Sophie op, ze rent de kamer uit en komt even later terug met haar moeders telefoon.

‘Ik heb een goed idee! We gaan kaarten borduren!’ Ze duwt de telefoon onder Liekes neus en laat een foto zien van een kaart waarop een geborduurde hulsttak met besjes staat.

‘Het enige wat we nodig hebben is stevig papier, naald en draad, dus dat moet lukken.’

Lieke scrollt met haar vinger over de telefoon. ‘Ik vind het een goed idee. Zo’n tak is wel ingewikkeld; zullen we deze kaart met een ster maken?’

De volgende middag gaan Sophie en Lieke meteen aan de slag om hun plan uit voeren. Lieke vindt het niet zo leuk dat Sophie op school aan iedereen vertelde wat ze gaan doen en vooral niet dat ze deed alsof alles haar idee was. Maar ja, zo is Sophie, dat weet ze al langer dan vandaag.

Lieke heeft twee stevige naalden en restjes wol van haar moeder gekregen. Ze legt het op Sophies bureau en zegt: ’Wat hebben we nog meer nodig?’

Samen maken ze een lijstje. Er komt nog best wat bij kijken… Ze moeten karton en enveloppen hebben, maar ook een lijst met adressen van alle oude mensen. Natuurlijk moet er ook nog iets in de kaarten worden geschreven, dus het wordt nog een hele klus.

Gelukkig helpen papa en mama een handje, dus twee dagen later kunnen de vriendinnen aan het project beginnen. Ze tekenen met potlood sterren op de kaarten, prikken met een prikpen gaatjes in de punten en rijgen er dan een draad doorheen. Aan de binnenkant schrijven ze allebei hun eigen naam. Eigenlijk staat dat een beetje kaal, maar ze weten niet zo goed wat ze er nog bij kunnen zetten.

Na tien kaarten wappert Lieke met haar hand. Haar vinger doet zeer van het duwen op de naald, haar nek is stijf van het voorovergebogen zitten.

‘Zeg Sophie,’ begint ze aarzelend, ‘Het is wel erg veel werk, hè… We hebben er nog maar tien af en we moeten er minstens vijftig!’

Sophie kijkt een beetje boos. ‘Niet zeuren, we gaan gewoon elke middag uit school naar mijn huis en dan doen we er tien per dag.’

Lieke durft niet te protesteren. Maar als ze eraan denkt dat alle enveloppen nog geschreven en gevuld moeten worden en dat de kaarten ook nog bezorgd moeten worden, krijgt ze wel een beetje buikpijn.

‘Jessica vroeg vanmiddag trouwens of ze mee mocht doen. Dat is misschien wel handig.’

Sophie snuift. ‘Jessica? Echt niet. Die is veel te dom. Ze leest gewoon nog groep 3-boekjes, en heb je weleens gezien hoe slordig ze schrijft? Dan worden die kaarten hartstikke lelijk. Ze zijn gewoon jaloers op ons plan, want Roos vroeg ook al of ze mee mocht doen. Nou, dat lijkt me niet zo’n goed idee.’ Ze lacht en wappert voor haar neus alsof ze een vieze geur wegwuift. ‘Dan stinken al die kaarten straks naar boerderij, net als zij. Ik denk niet dat de oude mensen daar blij van worden.’

Tijdens het avondeten heeft Sophie haar bord snel leeg; hoe sneller ze van tafel kan, hoe eerder ze weer verder kan met haar kaarten. Maar papa en mama praten teveel en Mark probeert zoveel mogelijk erwten aan zijn vork te prikken. Mama heeft het over haar werk; ze leert mensen die uit een ander land komen Nederlands. Vandaag heeft ze aan mensen uit Polen, Afghanistan en China uitgelegd hoe kerst in Nederland wordt gevierd. Samen met haar collega heeft ze nagedacht hoe ze een corona-proof kerstlunch kunnen organiseren.

Mama zegt: ‘Het is echt ingewikkeld, een buffet kan niet, zelfgemaakte hapjes mogen dit jaar niet en alles moet nog halal zijn ook.’

‘Mama, wat is halal?’, roept Mark over tafel.

Mama negeert hem en praat verder. ‘Evelien wil dat ik het samen met Gerda organiseer. Maar daar heb ik echt geen zin in, dan doe ik het nog liever alleen.’

Papa grinnikt. Hij is leraar wiskunde op een middelbare school. Gelukkig hoeft hij geen kerstlunches te organiseren.

‘Mam, kunnen we nu eindelijk gaan Bijbellezen en danken? Ik wil verder met mijn kaarten.’

Papa zegt tegen Mark dat hij vast de Bijbel mag pakken. Eigenlijk mag er tijdens het eten niemand van tafel, maar Mark mag altijd een klusje doen om zijn benen te strekken. Soms heeft het best voordelen om druk te zijn, vindt Sophie.

De volgende middag zijn Lieke en Sophie aan hun derde kaart bezig, als de deur van Sophies kamer opeens openvliegt. Mark stormt binnen en laat zich met zijn jas aan Sophies bed vallen, gevolgd door zijn vriendje Sven, die meteen een kaart pakt en hem van alle kanten bekijkt.

‘Sophie! Wij willen helpen met kaarten maken! Mag dat?’

Sophie staat op, grist de kaart uit de handen van Sven en kijkt boos naar haar broertje.

‘Nee! Natuurlijk niet! Wegwezen uit mijn kamer, anders roep ik mama.’

Sven loopt de kamer uit en Mark gooit een knuffel van Sophies bed naar haar hoofd.

Sophie smijt de deur achter Mark dicht en rolt met haar ogen.

‘Serieus, je mag blij zijn dat jij geen broertje hebt. Mark en Sven zijn veel te lomp en te klein om te helpen. En volgens mij gaat Sven niet eens naar de kerk.’

Lieke prikt de laatste gaatjes in haar kaart. Ze denkt nog steeds dat het fijn zou zijn als ze een beetje hulp zouden krijgen. Maar daar denkt Sophie duidelijk anders over.

’s Avonds zit Sophie aan haar diamond painting te werken. Ze heeft een bewaardoos met vakjes waarin de diamantjes op kleur gesorteerd zijn. Papa loopt hoestend naar de kraan om een glas water te drinken. Hij zegt tegen mama: ‘Ik denk dat ik me morgen toch even laat testen. Volgens mij ben ik gewoon verkouden, maar het is verplicht.’

‘Dan moet je meteen een afspraak maken’, zegt mama, ‘hopelijk heb je dan binnen een dag de uitslag.’

De volgende dag is een vrijdag. Over een week is het kerst. Inmiddels hebben de meiden twintig kaarten af, maar er staat nog niets op geschreven, de enveloppen zijn nog leeg en alle kaarten moeten nog rondgebracht worden. Eigenlijk hebben ze een beetje spijt van hun idee; waarom hebben ze niet gewoon een doosje kaarten gekocht bij de boekhandel? Stug werken ze verder.

Sophie hoort de achterdeur opengaan. Het lijkt wel of ze papa’s stem hoort, maar dat kan helemaal niet; het is nog maar drie uur. Nieuwsgierig loopt ze de trap af, maar mama komt haar al tegemoet.

‘Luister, Sophie, Lieke moet nu naar huis. Papa heeft zich laten testen en hij heeft corona. Je hoeft je geen zorgen te maken, maar we moeten wel twee weken in quarantaine.’

Sophie kijkt haar moeder met grote ogen aan.

‘Twee weken? Maar wat… maar hoe moet dat dan met het kerstfeest?’

‘Tja, dat zullen we met elkaar moeten vieren, Sophie. We bestellen boodschappen, we luisteren via de laptop met de kerkdienst mee en we zetten een mooie cd op. Het is even niet anders.’

Sophie rent met tranen in haar ogen de trap op.

‘Lieke, je moet naar huis. Mijn vader heeft corona en wij moeten in quarantaine.’

Lieke kijkt haar vriendin verbaasd aan. ‘En de kaarten dan?’

Sophie blijft stokstijf staan. Daar had ze nog niet eens aan gedacht. Ze mag natuurlijk ook niet naar buiten om de kaarten rond te brengen.

Lieke stapelt alle kaarten op en doet ze in haar rugtas. ‘Ik neem ze wel mee naar huis. Misschien kan ik deze twintig kaarten in ieder geval rondbrengen.’

Sophie laat haar vriendin uit bij de voordeur. Lieke houdt opeens afstand, alsof Sophie een besmettelijke ziekte heeft. Nou ja, dat zou natuurlijk zomaar waar kunnen zijn. Sophie loopt de kamer in en werpt een boze blik op haar vader, alsof het zijn schuld is.

‘Hoe moet dat nou? Ik heb heel hard aan die kaarten gewerkt, het was zo’n goed idee, en nu kan het niet doorgaan!’

Papa wil iets terugzeggen, maar Sophie geeft hem geen kans. Ze stampt de trap op en slaat haar kamerdeur dicht.

Op maandagmiddag ligt Sophie in haar bed te lezen. Vanavond brengt de juf een tas met boeken, schriften en haar laptop zodat ze thuis aan de slag kan. Sophie heeft er helemaal geen zin in. Ze is boos, verdrietig en chagrijnig.

Mama doet de deur zachtjes open. Sophie trekt de deken over haar hoofd.

‘Sophie? Er is telefoon voor je.’

Sophie steekt haar hand onder de deken vandaan om de telefoon aan te pakken.

‘Met Sophie.’

‘Ja, hoi, met Lieke! Ik heb goed nieuws over de kaarten.’

Sophie kruipt weer wat verder onder de deken. Waarom moet Lieke daar nu over beginnen? Kortaf zegt ze:

‘O, wat dan?’

‘Alle kaarten zijn af! Zaterdag zijn Roos en Jessica bij mij geweest. Roos en ik hebben alle kaarten geborduurd, Roos kan het echt zo netjes! En ik rook helemaal niks aan haar, hoor… En Jessica zei zelf dat ze niet zo netjes kan borduren of schrijven, maar ze had wel een supergoed idee: ze stelde voor om in de kerstkaarten een stukje van een kerstlied te zetten. Dat heeft ze vijftig keer geprint, uitgeknipt en in de kaarten geplakt. Dat was precies wat we nog misten!’

Lieke stopt even om adem te halen. Sophie zwijgt.

‘Nou, toen hebben we al die kaarten in enveloppen gedaan en zijn we ze gaan rondbrengen. Buiten kwamen we Sven tegen, die heeft wel dertig kaarten bezorgd. Wat kan die hard rennen, zeg! Iedere keer kwam hij weer naar ons dat hij nog een stapeltje nodig had,’ zegt Lieke lachend.

Sophie loopt naar beneden om de telefoon op te ruimen. Papa zit met een dik vest aan in zijn stoel. Als hij Sophie ziet, zegt hij:

‘Nou, jij ziet er ook niet vrolijk uit! Zullen we een spelletje doen?’

Sophie kijkt hem nijdig aan. De tranen springen haar in de ogen. Ze balt haar vuisten en zegt:

‘Het is gewoon niet eerlijk! Het was míjn idee om die kaarten te maken en nu hebben die stomme meiden alles gedaan! Lieke is gewoon gemeen.’

Bij het woord ‘gemeen’ geeft ze zo’n harde schop tegen de tafelpoot dat de doos met diamantjes op de grond valt. De steentjes vliegen alle kanten op; een paar tellen glinstert de kamer vol rode, roze, blauwe en groene vonkjes, als vuurwerk zonder geluid. Met een zacht getik vallen de diamantjes op de houten vloer. Papa en mama staren Sophie sprakeloos aan.

Dan staat papa op. Hij zet de doos op de grond, knielt ernaast en begint de diamantjes op te rapen en te sorteren. Zonder Sophie aan te kijken zegt hij:

‘Weet je, Sophie, ik snap dat je baalt dat je nu niet mee kan doen. Maar het is niet eerlijk om boos te zijn op je vriendinnen.’

‘Roos en Jessica zíjn helemaal mijn vriendinnen niet!’

‘Lieke, Roos en Jessica hebben samen met Sven voor elkaar gekregen dat alle oude mensen een kaart hebben gekregen. En dat was toch je bedoeling? Zou je daar niet blij om moeten zijn?’

Sophie zwijgt.

‘Kijk nou eens naar je schilderij.’

Sophie kijkt naar de vogeltjes en de tak die half af is. Wat heeft dat met die kaarten te maken? Papa praat verder:

‘Je schilderij wordt toch juist zo mooi omdat je zoveel verschillende kleuren gebruikt? Als je maar één kleur roze of groen had, zouden die bloemen heel saai en nep worden. Je hebt al deze kleuren nodig’ – papa wijst op de diamantjes op de grond – ‘om een mooi schilderij te maken. Net zo krijg je ook veel meer voor elkaar als je samenwerkt met verschillende mensen, ook als ze minder netjes of slim of groot zijn dan jij.’

Sophie weet dat papa gelijk heeft. Eigenlijk heeft Lieke het veel beter gezien dan zij.

‘En Sophie…’ gaat papa verder, ‘denk je niet dat de Heere God ook zo naar mensen kijkt? Toen de Heere Jezus werd geboren, kwamen er geleerde wijzen op bezoek en stinkende herders. En toen de Heere Jezus groot was, koos hij stoere én verlegen discipelen. Ook in het Oude Testament koos de Heere God allerlei verschillende mensen om Zijn werk uit te voeren: stotterende mensen, eigenwijze, kleine en oneerlijke… Dan denk ik niet dat wij mensen kunnen buitensluiten omdat ze niet goed genoeg zijn.’

Sophie is blij dat ze naar de grond kan kijken. Haar wangen gloeien, achter haar ogen prikken tranen. In de kamer hoort ze mama een telefoonnummer intoetsen en haar keel schrapen.

‘Ja, hoi Gerda, met Marianne. Even een over die kerstlunch, hè… Ik kan nu natuurlijk niet zoveel doen vanuit huis, zou jij me misschien willen helpen?’

In de gang kleppert de brievenbus. Sophie loopt naar de deur en haalt diep adem. Uit de brievenbus steekt een witte envelop met haar naam erop. Ze maakt de envelop open en haalt er een kaart uit: een kaart met een prachtig geborduurde ster erop. Als ze de kaart openmaakt, ziet ze dat alle klasgenoten hun naam erin hebben geschreven. Tussen al die namen zit een keurig getypt briefje geplakt:

God in ons midden,
Heer’, wij aanbidden
Met al Uw kinderen wereldwijd,
Uw trouw aan mensen,
Uw onbegrensde,
Uw ongekende majesteit.