Een geheime, eigen Bijbel

Een geheime, eigen Bijbel

Ingespannen luistert Feng. Er wordt voorgelezen uit het blauwe, volgeschreven schriftje. Vandaag mag ze van papa en mama mee, omdat ze negen jaar is geworden. Negen is een geluksgetal in China, het is het getal van de keizer. Feng mocht het tegen niemand vertellen dat ze naar de kerk gaat. Zelfs niet tegen haar allerbeste vriendinnetje. Want het is héél gevaarlijk…  

De dominee slaat voorzichtig een bladzijde om en leest: “Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem, gelegen in Judea, in de dagen van den koning Herodes, ziet, enige wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen.” Feng zucht zachtjes. Wat is het mooi! Ze snapt niet alles wat er voorgelezen wordt, maar dit begrijpt ze wel. Ze heeft het verhaal van de wijzen uit het Oosten al eerder van papa en mama gehoord. Feng weet nog precies hoe het toen ging. Papa deed de deur op slot en mama schoof de gordijnen dicht. Net alsof ze gingen slapen. En toen heeft papa het verhaal verteld. Heel zachtjes, zodat de buren het niet konden horen en haar broertje niet wakker werd. “Hó, opletten Feng,” zegt ze tegen zichzelf. “En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder.” Schuin voor Feng zit Mei-Lin. Feng kent haar goed, want Mei-Lin is een vriendin van mama. Mei-Lin tekent Chinese karakters op een papier. Ze schrijft alles wat de dominee zegt netjes op. Feng kan het al een klein beetje lezen. Het knetteren van het vuur in de haard is goed te horen, zo stil zitten de vijftien mensen bij elkaar.  

Plotseling wordt er hard op de deur gebonsd. “Doe open!” Feng verstijft van schrik. De politie! De deur zwaait open. Boze stemmen schreeuwen: “Wie is de dominee? Waar is dat verboden Boek?” Met grote stappen loopt een agent naar voren. Een snelle beweging, en hij heeft het blauwe schrift te pakken. De agent scheurt het schrift dwars doormidden en gooit het met een grote boog in het vuur van de haard.  De vlammen lekken langs het papier omhoog. Feng draait zich om. Dit wil ze niet zien! De Bijbel, hun enige Bijbel is weg. Hoe kan hun kerk ooit zonder Bijbel verder? Verdrietig en bang begint ze te huilen. De politie neemt de dominee mee. Even later zijn ze weg. Het blijft een poosje stil. Dan staat Fengs vader op. Hij heeft een brok in zijn keel. “Laten we bidden,” zegt hij. “Bidden voor onze dominee en voor een nieuwe Bijbel.” 

Drie maanden later loopt er een grote, blonde man door de straten van China. Zoekend kijkt hij om zich heen. Bij een klein huisje klopt hij op de deur. Een jonge vrouw doet open. Het is Mei-Lin.  
“Kom binnen, Dave,” zegt Mei-Lin. Samen gaan ze aan de keukentafel zitten. “Dave, we hebben Bijbels nodig. Er zijn heel veel huiskerken in China, maar meer dan de helft van de kerken heeft geen Bijbel.  Dave, je moet ons helpen. We hebben wel miljoen Bijbels nodig!” Stil luistert Dave naar Mei-Lin. Hij geeft niet gelijk antwoord. Miljoen Bijbels? Hoe kunnen die Bijbels in China komen zonder dat de politie erachter komt? Mei-Lin en Dave praten heel lang met elkaar. Dave spreekt met Mei-Lin af dat hij naar zijn eigen land teruggaat. Daar gaat hij met andere mensen een plan maken om een miljoen Bijbels naar China te smokkelen. 

Er is een jaar voorbijgegaan. Veel mensen in China bidden of ze een Bijbel mogen krijgen. Eindelijk is het zover. Dave heeft gezorgd dat er Bijbels komen. Midden in de nacht gaan honderden christenen naar het strand. Ze komen met fietsen, auto’s, bussen en vrachtwagens. Stil zitten ze bij elkaar. Ze turen in de verte. Zien ze daar een schip aankomen? Nee, toch niet. De mensen beginnen zacht met elkaar te praten. De golven rollen bruisend over het strand. De maan schijnt helder over de grote zee. Dan horen ze een donker geluid aanzwellen. In de verte wordt een zwarte schaduw zichtbaar. “Ze komen eraan!” fluistert Mei-Lin blij. De mensen springen op en sommigen lopen het water in.  

Op de zee vaart ook een klein vissersbootje. Drie vissers zijn aan het werk. Ze kijken verwonderd op als ze het donkere geluid horen. “Wat komt daar aan?” vraagt een visser aan zijn collega. “Het lijkt wel een sleepboot,” antwoord die, terwijl hij met samengeknepen ogen in de verte kijkt. “Het vaart recht op het strand af!”  Hij draait zich om en kijkt naar het strand. Zijn mond valt open van verbazing. “Moet je dat zien!” roept hij naar de anderen. “Het strand staat vol met mensen!” Hij pakt het roer en stuurt de boot richting het strand en zegt: “Er gaat wat spannends gebeuren, dat wil ik niet missen.” 

De sleepboot komt steeds dichterbij. Mei-Lin ziet achter de sleepboot een enorm schip drijven. In het donker kan ze net de grote dozen op het dek zien. Ze weet dat daar Bijbels in zitten. De dozen blijven drijven als ze in het water vallen. Als de sleepboot vlakbij het strand is, klinkt er een groot kabaal. De dozen vallen met een luide plons in het water. Tientallen mensen trekken de dozen door het water mee naar het strand. Op het strand pakken anderen de dozen en brengen ze naar de vrachtwagens en bussen. Mei-Lin kijkt met een glimlach op haar gezicht om zich heen. Plotseling schrikt ze. Ze kijkt nog eens goed… Daar! Daar vaart een boot! Zal de Bijbelsmokkel ontdekt zijn? Haar hart bonst in haar keel. Het bootje koerst recht op de sleepboot af. Dan haalt ze opgelucht adem. Het is gewoon een Chinees vissersbootje. Het bootje vaart naar één van de dozen. Gespannen kijkt Mei-Lin wat de vissers doen. Kijk, ze helpen! Eén van de vissers springt in het water en geeft Bijbels aan de andere vissers. 

“Kom Mei-Lin, we brengen samen deze doos naar de vrachtwagen,” zegt een donkere mannenstem. Ze krijgt een doos met negentig Bijbels in haar armen geduwd. Wat is dat zwaar! Mei-Lin loopt samen met de man zo snel mogelijk naar de wagen. Ze kan het niet bevatten dat ze nu negentig Bijbels vasthoudt. Negentig Bijbels! In haar hele leven heeft ze maar één Bijbel gezien en dat was niet eens een echte! En nu… negentig! Ze kan het niet geloven. In haar hart dankt ze de Heere voor dit grote wonder. Bij de vrachtwagen wordt de doos overgenomen. Mei-Lin haast zich terug naar het water. Direct krijgt ze weer een doos. Heel even staat ze stil om uit te hijgen. Ze is moe van het lopen door het mulle zand. Zodra ze weer op adem is sjouwt ze de tweede doos richting de wagen.  

De motor van de sleepboot begint weer te brullen. Langzaam vaart het weg. Het schip gaat terug naar zijn eigen land. Mei-Lins ogen glijden over het water. Zou het vissersbootje er nog zijn? Ja, de vissers helpen nog steeds mee! Blij en dankbaar draait Mei-Lin zich om. Ze helpt mee een nieuwe doos naar de vrachtwagen te brengen. Mei-Lin ziet niet dat één van de vissers er stiekem vandoor gaat. Met grote stappen loopt hij over het strand. Even later is hij verdwenen in de donkere nacht… 

“’t Zal nog een uurtje sjouwen zijn,” fluistert Mei-Lin tegen de jonge vrouw die naast haar loopt. Ze kijkt op haar horloge. Ze zijn al twee uur bezig. Iedereen werkt hard door. Hun benen en armen zijn al erg moe van het lopen en dragen. 

Plotseling…  Een felle zaklamp schijnt in Mei-Lins ogen. “Laat alles uit je handen vallen!” Verschrikt zet Mei-Lin een doos op het zand. “O, Heere, help!” fluistert ze. Angstig kijkt ze om zich heen. Ze schrikt nog erger als ze overal politieagenten ziet staan. Mei-Lins gedachten gaan razendsnel. Zijn ze verraden? Wat nu? Veel tijd om erover na te denken heeft ze niet. De dozen die nog op het strand liggen worden door agenten op een grote stapel gegooid. Er wordt benzine overheen gegoten. Mei-Lin houdt haar adem in. Iemand die vlak bij de dozen staat, rent er schreeuwend naar toe en probeert een doos weg te pakken. Hij wordt gelijk gearresteerd. Een agent houdt een vlammetje bij de dozen. Mei-Lin draait zich om. Dit wil ze niet zien! De geur van benzine prikt in haar neus. In gedachten ziet ze het vuur hoog oplaaien. Tranen springen in haar ogen. Al de moeite, al dat werk, al die gebeden… was het voor niets? Maar als ze boze uitroepen hoort, kijkt ze toch. Hé? Er brandt helemaal niets! De agenten proberen het nog een keer en nog een keer. Ze schelden en vloeken. Verwondert kijkt Mei-Lin naar de donkere lucht, daarboven woont de Heere. Hij zorgt voor de Bijbels. “Dank U wel, Heere,” fluistert ze. Boos scheuren de agenten de dozen kapot. Ze trekken de Bijbels eruit. Eén voor één smijten ze de verboden Boeken in de zee. Mei-Lin ziet dat veel mensen de zee in rennen. Ze proberen de Bijbels snel uit de zee te halen. “Hier, pak aan,” commandeert een oudere man. Hij duwt Mei-Lin zes druipende Bijbels in haar handen. “Zorg ervoor dat ze goed kunnen drogen in de zon!” Een agent komt met een knuppel op hen af. Mei-Lin rent weg, zo hard als ze kan. Ze ziet nog nét dat de man een harde klap krijgt. Als ze denkt dat het veilig is, durft ze pas te stoppen. Voorzichtig verbergt ze de kostbare natte Bijbels in haar rugzak. Dan vervolgt ze haar weg naar huis. 

De weken gaan langzaam voorbij. Iedere week komen er gearresteerde christenen die meegeholpen hebben uit de gevangenis. Sommigen zijn geslagen. Anderen moeten veel geld betalen. Mei-Lin heeft de laatste weken hard gewerkt. Er zijn veel Bijbels uit de zee gehaald, gedroogd en verstopt. Vandaag gaat Mei-Lin samen met twee vrienden op de fiets Bijbels wegbrengen. Mei-Lin tilt een zware doos achterop de bagagedrager. “Hé, hé, die zit er op,” zucht ze. Stevig maakt ze hem vast met touwen. Stel je voor dat de doos omkiept en negentig Bijbels over de straat stuiteren… Haar vrienden hebben ook een doos achterop hun fiets gedaan. Ze moeten heel wat kilometers fietsen. De drie vrienden trappen stevig door. De wind waait door Mei-Lins haren. Ze geniet ervan. Na twee uur fietsen, remmen ze. “Even een korte pauze. Willen jullie wat drinken?” Mei-Lin haalt een grote glazen kan met water uit haar tas. “Mmm, lekker,” antwoorden haar vrienden. “Daar komt helemaal niets van in!” buldert ineens een stem achter hen. Mei-Lin schrikt vreselijk. De glazen kan valt uit haar handen en breekt in duizend stukjes. Het water ligt in een plasje op de straat. Als Mei-Lin omkijkt ziet ze een groepje politieagenten staan. Een dikke politieagent rukt samen met de andere politieagenten de dozen van de bagagedragers. Ruw worden ze opengescheurd. “Daar is een rioolput,” wijst de agent, “daar gaan die slechte boeken in!” Hij loopt ernaartoe. Eén voor één gooit hij de Bijbels in de stinkende put. Hij lacht gemeen. Mei-Lin en haar vrienden krijgen handboeien om. Ze worden in een auto geduwd en naar een stikdonkere, koude cel gebracht. Er ligt een dun matrasje, meer niet. Moedeloos gaat Mei-Lin op het matrasje zitten. Wat gaat er met hen gebeuren? Zullen ze geslagen worden? Stil vouwt ze haar handen en ze bidt tot de Heere.  

Gelukkig worden ze dezelfde dag nog vrijgelaten. Opgelucht loopt Mei-Lin naar buiten. Tot haar verassing ziet ze daar haar twee vrienden staan. “Mei-Lin!” fluisteren ze. “Wat fijn dat jij ook vrij bent. Kom, we moeten naar die rioolput terug!” De fietsen zijn weg. Het duurt wel even voordat ze de put hebben gevonden. Mei-Lin knijpt haar neus dicht als ze in de rioolput kijkt. Wat stinkt het toch vreselijk! Ze wordt er misselijk van. Ja, daar ziet ze de Bijbels liggen. Voorzichtig laat ze zich in de rioolput zakken. Ze moet en zal die Bijbels terugkrijgen. Huiverend pakt Mei-Lin een Bijbel die helemaal met de viezigheid besmeurd is en geeft die aan haar vrienden. Ze werken zo snel mogelijk om alle Bijbels in veiligheid te brengen.  

Als Mei-Lin en haar vrienden zich ’s avonds gewassen hebben, gaan ze aan de slag. Alle Bijbels moeten schoongemaakt worden. En zelfs dán stinken ze nog. Hoe kunnen ze dat toch oplossen? “Ik heb een goed idee!” zegt Mei-Lin enthousiast. “We spuiten parfum op de Bijbels, dan ruiken ze weer lekker!” De volgende dag gaan ze naar de winkel toe. Ze kopen flesjes parfum. Thuis gaan de vrienden direct weer aan de slag met de Bijbels. Op iedere Bijbel spuiten ze parfum. Daarna laten ze het goed drogen. Dagenlang zijn ze bezig. Vlak voor de Kerstdagen brengen Mei-Lin en haar vrienden de laatste Bijbels weg. 

Ingespannen luistert Feng naar wat er voorgelezen wordt uit het zwarte Boek. De bladzijdes zijn wat gebobbeld. Ze zijn nat geweest. De dominee slaat heel voorzichtig een bladzijde om en leest verder: “en ziet, de ster, die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven de plaats, waar het Kindeken was.” Zachtjes laat Feng een zucht ontsnappen. Wat is het mooi. En wat is het bijzonder! Het is de niet de eerste keer dat ze het verhaal van de wijzen uit het Oosten hoort. Maar het is wel de eerste keer dat de dominee tijdens het Kerstfeest uit een echte Bijbel voorleest. Hun kerk heeft nu een geheime, eigen Bijbel! Fengs gedachten gaan naar twee jaar geleden. Ze was net negen jaar en voor het eerst in de kerk. De dominee preekte toen ook over de Wijzen. Ze rilt, als ze terugdenkt aan de politie-inval. Ze was zo verdrietig toen het blauwe schriftje in het vuur werd gegooid. En wat heeft ze daarna vaak gebeden om een nieuwe Bijbel. En nu… er zijn zoveel Bijbels naar China gekomen! Wat een blijdschap voelde ze toen Mei-Lin een Bijbel naar hun kerk bracht. Mei-Lin zei: ‘Jullie krijgen de Bijbels niet van mij, maar van de Heere.’ Wat een wonder. Nu kan ze nog veel meer over de Heere Jezus leren. En Feng weet het wel. Alleen leren is niet genoeg. Het is nodig dat je de Heere Jezus met je hart leert kennen.  

Voorin de kerk hangt een grote plaat. Feng vindt hem heel mooi. Ze kijkt er nog eens naar. Zonder geluid vormen haar lippen de woorden die erop staan. “Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid.” 

Dit verhaal is op waarheid gebaseerd. In 1981 heeft stichting Open Doors een miljoen Bijbels naar China gesmokkeld. De actie werd ‘project Parel’ genoemd. Paul Estabrooks schreef hierover het boek ‘één miljoen wonderen’.