Voor die in donker wandelen

Voor die in donker wandelen

‘En ik kom hier nooit meer terug…!’ Met een knal valt de kamerdeur achter Lea dicht. Ze bekijken het allemaal maar. Ze is het zat, helemaal zat! Alles draait hier alleen nog maar om Naomi. Niet om haar, niet om haar broertjes, maar alles draait om Naomi. Noami, die nog hier nog geen eens écht hoort, die hier alleen maar tijdelijk woont. Bah!

Ze grist haar jas van de kapstok, schiet in haar laarzen en rent naar buiten. Haar fiets. Waar is haar fiets? O ja, ze had hem nog niet opgeruimd. Daar ligt ‘ie. Ze springt er op en fietst in volle vaart het gangetje uit. Waar naar toe? Geen idee, als ze maar weg is. Zo snel mogelijk, zo ver mogelijk!

Lea trapt zo hard ze kan. In haar hoofd stormt het. Het komt allemaal door Noami. Noami die niet bij haar eigen moeder kan wonen. Moet je voorstellen. Een moeder die niet voor je kan zorgen. En een vader, Naomi weet niet eens wie haar vader is. Nee, dan zij, Lea, zij heeft tenminste een lieve moeder en een stoere vader.

Maar trouwens, het is ook vader en moeders schuld. Ze weet het nog precies. Het was al een tijdje geleden dat ze het vertelden. ‘Lea, luister eens. We hebben de afgelopen tijd nagedacht. Je weet dat we nog een kamer in huis over hebben. Wij zouden heel graag voor een kind zorgen dat geen fijn thuis heeft. Pleegzorg noem je dat.’ En zo is Naomi bij hen komen wonen. En dáárom is het ook vader en moeders schuld.

Lea duikt wat dieper in de kraag van haar jas. Brr, er waait een gure wind. Vader zei het al vanmorgen. ‘Het wordt geen witte Kerst dit jaar.’ Nou ja, maakt haar dat uit. Ze heeft nog nooit een witte Kerst meegemaakt. Ze stopt een hand in haar jaszak en trapt hard verder. Heerlijk …

Langzaam voelt ze de gedachten die in haar hoofd door elkaar heen buitelen, wat rustiger worden.

Naomi woont nu alweer een paar maanden bij hen. Eerst was het wel leuk, iemand erbij in huis. Best gezellig. Voor Naomi was alles nieuw. Maar ze deed al snel mee met alles. De Bijbel kende ze niet, maar het was zo afgesproken dat ze wel naar de verhalen mocht luisteren. En later ging ze ook met haar mee naar de zondagsschool. Vader en moeder hadden gezegd: ‘mooi toch dat Naomi, die nog nooit van de Heere gehoord heeft, nu ook de verhalen uit de Bijbel mag horen’.

En toen… O, als Lea daaraan denkt… ze voelt dat haar boosheid nog lang niet over is. Toen kwam de dag dat de meester op de zondagsschool vertelde over het Kerstfeest. Lea had er veel zin in. Ze was zó benieuwd. Elk jaar mogen er kinderen een gedicht opzeggen. Niet iedereen… Nee, dat gaat niet met zoveel kinderen. Het lied, dát zingen ze wel altijd met z’n allen. Maar de gedichten, die worden verdeeld. En Lea wist het zéker, dit jaar zou zij aan de beurt zijn! Ze was nog maar één keer eerder geweest en nu zou zij vast weer mogen. Ze hoorde ook al een beetje bij de groteren. De meester had de namen opgenoemd. Vol spanning had ze Lea geluisterd. Maar… Lea’s naam had niet geklonken. En, zei de meester, als laatste mag…Naomi een gedicht opzeggen.

En dáár gaat het nu al dagenlang over in huis. Naomoi, Naomi, Naomi…

Even verwisseld Lea haar hand. Ene hand uit haar jaszak, andere hand erin. Hoe lang fiets ze nu al eigenlijk? Ze heeft helemaal niet opgelet waar ze naar toe gefietst is. Hé, ze is vlakbij school ziet ze ineens. Wat zal ze doen? Een tijdje op het schoolplein spelen? Maar er zijn geen kinderen. Logisch ook eigenlijk. Het ziet eruit alsof het bijna gaat regenen. Zal ze naar Mieke gaan? Haar vriendin. Nee, daar zullen ze vast vragen of ze wel mocht of ze zullen even naar huis bellen. En daar heeft ze nu net geen zin in. Naar oma dan? Oma is altijd wel heel lief. Die zegt vaak ‘ik snap wel dat het lastig is voor je hoor meid’. Maar nee, ze mag het huis waar oma woont vast niet zomaar alleen in.

Inééns schiet haar iets te binnen. Ja! Dát doet ze! Dat is een mooi plekje! En dáár zullen ze haar niet zomaar vinden.

Lea fiets het dorp uit. Langs het oude kerkje, richting het bos. Het is maar goed dat moeder het niet weet. Die zou het veel te ver vinden. Maar dit is haar plekje, en van Mieke. Meestal gaan ze er op woensdagmiddag naar toe. Heerlijk is het er. Ze zijn wel geen jongens, maar samen hebben ze de mooiste geheime hut die er bestaat!

Voorzichtig stuurt Lea haar fiets van het asfalt het zijpaadje in. Huh…even rilt ze. Het is alleen toch wel anders dan samen met Mieke. Maar het is niet ver. Even tellen… Eén, twee, drie, bij boom nummer tien, moet ze haar fiets neerzetten. Ze stapt af en schuift haar fiets onder de struik naast de grote boom. Dan links het bos in en dan is het nog maar een klein stukje naar de hut. Als het goed is, zit er in het doosje onder de deken nog wel wat lekkers. Afgelopen woensdag gehaald van hun zakgeld. Mmm… Daar heeft ze wel zin in!

Dán, inééns… Auw..! Lea voelt dat haar voet achter een boomwortel blijft haken. En… Te laat! Ze valt voorover, voelt een verschrikkelijke pijn in haar voet en smakt tegen de grond. Auww.. waarom let ze nu ook niet beter op, ze weet toch dat die hier zit? Tranen springen in haar ogen. Wat doet dat zeer! Even blijft ze liggen. Wat een pijn!

Voorzichtig probeert ze toch maar te gaan zitten. Gelukkig, dat lukt! Misschien lukt staan dan ook wel, maar nee, auw, dat doet heel erg zeer. Ze voelt dat haar voet gloeit en dik begint de worden. De tranen die in haar ogen sprongen, worden er nu snel meer. Ze begint te huilen. Dikke tranen rollen over haar wangen. Daar zit ze nu… Alleen in het bos. Zonder dat iemand het weet. Terug naar huis met zo’n voet zal niet lukken. Hoe moet het nu? Ze legt haar hoofd in haar armen en snikt het uit.

Na een tijdje veegt ze haar tranen weg. Ze voelt zich heel alleen en verdrietig. Maar hoe moet het nu verder? Dan moet ze ineens denken een een regel uit het gedicht van Naom. Ze had Naomi de gedichten zo vaak horen oefenen dat zij ze inmiddels ook wel kende. ‘Wendt u dan tot Hem…’.

Wendt u dan tot Hem. Ja, ze weet wel wat dat betekent. Naar de Heere luisteren. Ja, en ook naar de Heere toe gaan. Dat zei de meester toen nog, tot de Heere bidden.

Bidden. Moeder zegt altijd dat je alles aan de Heere mag vertellen. Maar, zou dat nu ook mogen? Mag je met zo’n boos hart bidden? Met een hart waarin het zo donker is? Dat staat ook in het gedicht. Over in het donker wandelen. En ineens voelt Lea het. Zó is het! Zij doet het helemaal verkeerd. Zíj is zo boos weggelopen. Zij is jaloers. Zij vindt zichzelf veel beter dan Naomi. Zij vond dat zij echt wel beter het gedicht op zou kunnen zeggen. Zij zit immers al veel langer op de zondagsschool? Wat erg…

En dan lijkt het zomaar of ze moeder’s stem hoort. Lea, juist als je weet dat je iets verkeerd gedaan hebt, moet je bidden. En het eerlijk aan de Heere vertellen. De Heere Jezus is niet voor goede, maar juist voor slechte mensen naar deze aarde gekomen. Mensen die in het donker wandelen en die een boos hart hebben. Hij wil vergeven. Om Jezus wil.

Zachtjes vouwt Lea haar inmiddels verkleumde handen en bidt…

Kraak..krak, Lea’s hart bonst in haar keel. Haar hoofd schiet omhoog. Kraak..krak..  Ze hoort wat! Er komt iemand aan..! Tussen de bomen ziet ze iets bewegen. Ze ziet iemand haar kant op komen. En daarachter nog iemand.

Hè..? Is dat? Is dat Naómi? Já, ze is het. Naomi, samen met vader.  ‘Lea, daar ben je!’ Hoort ze Naomi roepen. Ze hebben haar gevonden! Vader rent naar haar toe. ‘Lea, meisje toch…’ ‘O, pap…’ En weer zegt vader: ‘Meisje toch…’

En dan begint Lea ineens te praten, de woorden rollen zomaar uit haar mond. ‘Ik, ik heb er spijt van pap. Ik bedoel… Naomi. Dat ik zo boos ben geweest. Het was niet goed! Ik was jaloers! Maar… maar… dat… is helemaal niet goed. Ik wil nu juist blij voor je zijn Naomi dat jij het gedicht op mag zeggen.’ En alweer lopen er tranen over Lea’s wangen

Noami kijkt haar aan. En dan zijn er ook tranen op Naomi’s wangen. ‘Oké Lea, maar… maar…ik eh… Ik mág het gedicht niet opzeggen van mijn moeder! Vanmiddag mocht ik weer met moeder bellen ennuh… mijn moeder.. ze, ze wil helemaal niets met dat christelijke te maken hebben. En dit, nu met Kerstfeest, vind ze niet goed. Naomi’s stem hapert. ‘Dusse, Lea? Jij mag het wel doen?’

En dan blijft het even heel stil tussen de twee meiden. Vader, hij kijkt van de een naar de ander. Hij begrijpt wel dat hij nu even niets moet zeggen.

Tweede Kerstdag, bijna tien uur. In de zaal van de kerk is het stil geworden. Lea heeft met haar vader en moeder een plekje in de bank opgezocht. Vader moest haar dragen, want lopen lukt nog niet. Ze voelt zich gelukkig al een eind beter, maar ze had een flinke kou gevat in het bos. En het gedicht opzeggen voor Noami, nee dat kan ze niet met een schorre stem. Maar dat vind ze nu niet erg meer.

Het is goed gekomen tussen haar en Naomi. En dat is veel belangrijker dan het gedicht opzeggen. Nu mogen ze samen Kerstfeest vieren.

En Naomi? Noami mocht toch het gedicht opzeggen. Naomi’s moeder zei: ‘nou vooruit dan maar. Als het niet anders kan, moet het maar. En misschien, heel misschien kom ik wel naar mijn dochter luisteren. Mijn dochter voorin een kerk, tsjonge het is toch wat.’

Voorzichtig gluurt Lea achterom. Zou Naomi’s moeder er zijn? Ze had haar wel eens eerder gezien. Toen ze Naomi een keer op kwam halen. Ze ziet er heel anders uit dan de mensen in de kerk. Zou ze komen? Het orgel stopt met spelen, de Kerstviering gaat beginnen. Dan ziet Lea de deur een klein stukje opengaan. Ja, daar komt ze! Het is Naomi’s moeder. Ze is er! Lea ziet dat ze snel op het hoekje van een bank gaat zitten. Snel kijk Lea weer voor zich. Ze probeert goed op te letten. Even later klinkt de muziek door de kerk. Daarna vertelt de meester het Bijbelverhaal. En dán is het niet moeilijk om goed op te letten.

En dan is het de beurt van Naomi. Haar heldere stem klinkt door de kerk.  

’t Volk in duisternis
Wat in het donker wandelt
Waar de schaduw is
Van de bange dood
Hoort in deze nood:
God heeft nu gehandeld!

Weer gluurt Lea even achterom. Ze kijkt naar Naomi’s moeder. Zou ze het mooi vinden wat Naomi zegt? Naomi praat rustig verder.

Wendt u dan tot Hem
Al gij eind der aarde
Hoor toch naar Zijn stem!
Hij is God de Heer’
Hij, en niemand meer
Met Hém heeft ’t leven waarde

Die avond buigt Lea haar knieëen. En bidt: ‘Heere Jezus, U bent gekomen. Voor mensen die in het donker wandelen. Wilt u ook mijn hart licht maken? En dat van Naomi? En, dat van Naomi’s moeder?’