Toch samen Kerstfeest!

Toch samen Kerstfeest!

Het is een paar weken voor Kerst. Anne loopt s’ morgens vroeg door de stad om naar school te gaan. Ze kijkt om zich heen en ziet dat alles al versierd is voor de Kerst. In de meeste huizen staan al kerstbomen en is alles gezellig gemaakt voor het komende Kerstfeest. Anne denkt aan haar thuis. “Kerst. Dat hoort altijd zo’n gezellig feest te zijn” Bij Anne thuis is het niet altijd zo gezellig. Haar vader drinkt soms veel alcohol en dan wordt hij vaak boos op Anne. Broertjes en zusjes heeft Anne niet. Haar vader slaat haar soms erg hard. Als haar vader niet zoveel dronk dan waren ze misschien ook wel niet zo arm geweest. Anne ziet wel hoe haar moeder weleens stilletjes huilt. Nee, Anne heeft geen zin in het Kerstfeest. Dan is haar vader twee dagen thuis en als hij dan ook nog eens te veel drinkt.

Terwijl ze al denkend naar school loopt, komt ze op school aan. Daar hoort ze gelijk haar klasgenoten gezellig praten over Kerst en wat ze dan samen met hun gezin of familie gaan doen. Anne loopt stilletjes naar haar plek toe. Hier houdt ze helemaal niet van. Zij wil ook zo graag meepraten met haar vriendinnetjes. De juf gaat een kerstverhaal vertellen. De juf verteld over een jongen die samen met zijn zusje de Kerstboom gaan versieren. De vader van de jongen en het meisje helpt hen af en toe een handje. Als ze klaar zijn met de Kerstboom leggen ze cadeautjes onder de Kerstboom. Als de juf klaar is met vertellen zucht Anne ervan. Dit was wel een mooi verhaal, stiekem is ze jaloers op die jongen en dat meisje.

Als de school uit is loopt Anne naar huis. Ze loopt opnieuw door de gezellige stad. Als ze door de stad loopt ziet ze een meisje die hand in hand loopt met haar vader. Ze praten over een Kerstwonder. De vader vertelt dat er heel lang geleden een baby is geboren. Anne blijft staan en luistert naar wat de vader tegen het meisje zegt. De vader verteld dat de baby die geboren is geen wieg had net zoals alle baby’tjes die nu geboren worden, maar hij werd in een voerbak gelegd is. De baby is geboren om alle verkeerde dingen van mensen te vergeven. Dat is het mooiste van Kerst, dat we nu nog mogen denken aan dat er heel lang geleden een baby geboren is om onze zonden te vergeven. Daar zijn al die Kerstbomen en die verlichtingen niet voor nodig hoor kind. Zo hoort Anne de vader praten. Terwijl ze weer verder loopt denkt ze aan wat ze net gehoord heeft. Wat is het toch zielig dat er een klein baby’tje in een voerbak gelegd is. Zou dat echt waar zijn wat die vader vertelde? Zou er heel lang geleden echt een baby’tje geboren zijn die in een voerbak gelegd is? Anne snapt er niks van.

Als ze thuiskomt vraagt ze aan haar moeder of het echt zo is. Haar moeder wordt een beetje boos en zegt: ‘Ik wil je daar nooit meer over horen, hoor je me? Hoe kom je daar zo ineens aan?’ Anne schrikt een beetje en zegt niets terug. Haar moeder gaat al verder en zegt: ‘Nou, zeg maar, waar heb je dat gehoord, niet op die school van je daar geloof ik niks van. Of ben je bij je oma geweest. Dat mocht niet meer he, dat weet je!’ Anne zegt met een bibberend stemmetje: ‘Ik ben niet bij oma geweest moeder, ik heb het gehoord van een man toen ik in de stad liep.’.  ‘Ow dat is zeker ook net zo’n figuur als je oma. Ik wil je daar in ieder geval niet meer over horen.’ Anne loopt stilletjes naar haar kamer. Daar denkt ze nog terug aan wat de vader aan zijn dochter vertelde.

De volgende dag komt Anne s’ middags weer thuis. Ze vraagt er opnieuw naar aan haar moeder en haar moeder stuurt haar naar haar kamer. Als haar moeder haar roept voor het eten, loopt ze naar beneneden. Als ze beneden komt ziet ze haar vader aan tafel zitten. In één oogopslag ziet ze dat haar vader alweer te veel gedronken heeft. Haar moeder staat nog in de keuken. Anne loopt naar de keuken en vraagt waarom ze daar niet over mag praten. Haar moeder zegt dat het onzin is. Haar vader hoort het en vraagt wat er onzin is. Haar moeder doet net alsof ze haar man niet gehoord heeft. Ze gaat verder waar ze mee bezig was. Haar man komt de keuken binnen en zegt: ‘Waarom reageer je niet op mij?’ Haar moeder zegt: ‘Ow ik had je niet gehoord, maar zullen we gaan eten, anders wordt het eten koud.’ De vader van Anne wordt boos en zegt: ‘Ik wil dat je me eerst verteld wat er zo’n onzin is!’ Haar moeder zegt alleen dat Anne gisteren iets vroeg over een baby’tje dat heel lang geleden geboren is. Haar vader is al gefrustreerd en zegt geïrriteerd tegen Anne: ‘Hoe durf je dat aan je moeder te vragen! Daar is niets van waar, ga maar even naar je kamer en kom niet naar beneden totdat wij klaar zijn met eten.’ Terwijl hij dat zegt geeft hij haar een klap tegen haar schouder. Anne rent zo snel als ze kan naar haar kamer. Haar schouder doet erg zeer.

Als Anne op haar kamer zit bedenkt ze een plan. Morgen gaat ze uit school naar oma. Dan gaat ze aan oma vragen of het waar is van het baby’tje. Dan zegt ze wel tegen vader en moeder dat ze na moest blijven. Eigenlijk liegt ze dan, maar anders kan ze nooit naar oma. Even later gaat Anne proberen te slapen. Ze heeft nog steeds erg last van haar schouder en kan niet makkelijk in slaap komen. Ze denkt nog aan morgen. Zou ze antwoord krijgen van oma? Ze vraagt zich af hoe laat het zou zijn. Dan vraagt ze zich af hoe zou oma er eigenlijk uit zien? Toen ze oma voor het laatst gezien heeft was ze nog best jong. Ineens bedenkt ze dat er boven op zolder fotoboeken liggen. Ze gaat stilletjes naar de zolder en dan gaat ze daar zoeken naar een foto van oma. Stilletjes doet ze haar slaapkamerdeur open. Alles is stil. Dan loopt ze de trap op naar de zolder. Daar zoekt ze in alle dozen. Dan ineens heeft ze de doos met alle fotoboeken. Ze bladert erin. Dan komt ze een foto tegen waar haar oma op staat. Ze kan zich nog vaag herinneren hoe oma eruitzag en Anne denkt dat dit oma wel zou kunnen zijn. Morgen zal ze is kijken of ze iemand ziet die op oma lijkt. Dan loopt ze weer stilletjes naar beneden. Ze neemt de foto mee. Stil kruipt ze weer in bed. Na lang denken valt ze uiteindelijk in slaap.

Als ze de volgende morgen wakker wordt heeft ze nog steeds last van haar schouder. Als ze heeft ontbeten, zegt ze tegen haar moeder dat ze naar school gaat. Maar Anne gaat niet naar school. Nee, ze gaat naar haar oma. Ze moet weten of het waar is van dat baby’tje. Ze loopt in de richting waarvan ze weet dat oma daar ergens moet wonen. Vroeger mocht ze nog wel bij oma komen, waarom dat nu niet meer mag weet ze ook niet. Na lang lopen komt ze uiteindelijk in de buurt van haar oma. In elk huis kijkt ze of ze haar oma ziet en vergelijkt ze met de foto die ze mee heeft genomen. Dan komt ze langs een huis waar ze een oude vrouw in een stoel ziet zitten. Ze vergelijkt de vrouw met haar oma op de foto. Ze kijkt eens goed en nog eens. Ja ze lijken erg op elkaar. Zou het haar oma zijn die daar in de stoel zit? Zou ze aanbellen? Ja ze gaat het doen. Ze loopt naar de voordeur. Op een bordje ziet ze staan: De Wit. Dat is ook mijn achternaam denkt Anne. Zou dit dan echt haar oma zijn? Ze belt aan. Ze wacht even en dan wordt de deur opengedaan. Anne vraagt aan de vrouw: ‘Bent u mijn oma?’ De vrouw vraagt aan haar hoe ze heet. ‘Anne’, zegt Anne. ‘Oh lief kind, hoe kom je hier? Ik ben jouw oma, kom maar gauw binnen hoor’. Anne loopt achter haar oma aan naar binnen. Ze gaat op een stoel in de kamer zitten. Haar oma gaat wat drinken en een lekker koekje halen voor Anne. Als Oma weer zit vraagt Anne: ‘Oma, is het waar van dat baby’tje?’ ‘Welk baby’tje’, Vraagt oma. ‘Van dat baby’tje dat heel lang geleden geboren is in een stal’. ‘Ow kind bedoel je dat, dat is waar Anne’. Bij haar oma beginnen de tranen over haar wangen te rollen. Dat haar kleindochter dit komt vragen, terwijl haar ouders niks meer daarvan willen weten. Ze is helemaal hiernaartoe komen lopen om dit aan haar te vragen. Ze zit zo in gedachten dat ze Anne niet verder hoort praten. Anne vraagt nog een keer aan oma of ze daar iets over wil vertellen. Dan begint oma te vertellen. Van Jozef en Maria die de lange reis moesten maken naar Bethlehem, dat er nergens een plaats was in een herberg en dat toen de Heere Jezus geboren is in een beestenstal. Ze vertelt van de herders die van de engelen hoorden dat hun zaligmaker geboren is en ligt in de kribbe in Bethlehem. Anne luistert aandachtig. Wat kan oma mooi vertellen en wat is dit een mooi verhaal. Ze luistert nog even naar oma en vraagt dan hoe laat het is. Oma zegt dat het al één uur is. Anne schrikt. Het is woensdag, haar school was kwart over twaalf al uit. ze moet ook nog helemaal teruglopen. Laat ze dat dan maar snel doen. Anne wil oma gedag zeggen, maar die zegt dat ze mee gaat lopen met Anne. Zo gaan ze samen op weg naar huis.

Nadat ze het stuk weer teruggelopen hebben komen ze aan bij Annes huis. Anne loopt achterom. Haar oma volgt haar. Als ze binnen komen staat moeder hen al op te wachten. Ze had oma al aan zien komen. ‘Zo vertrek gelijk maar weer, hier hebben we niet om gevraagd en Anne jij gelijk naar je kamer.’ zegt haar moeder. ‘Nee Anne, blijf maar even en Marit wij gaan even praten, Anne mag hier gewoon bij zijn.’ ‘Wie zegt dat ik wil praten, ik wil dat je vertrekt.’ ‘Laten we in de kamer gaan zitten.’ Oma loopt alvast door naar de kamer. Ze vertelt wat Anne haar kwam vragen. Haar moeder wordt boos op Anne. ‘We hadden je toch verboden om daarover te praten’, zegt haar moeder. Oma gaat verder met haar verhaal. Even later komt Annes vader thuis. Vroeger dan normaal. Als hij oma ziet wordt hij ook boos. ‘Uit mijn huis en snel!’ roept hij. Oma luistert niet en begint opnieuw het verhaal te vertellen als wat ze net tegen Marit verteld heeft. Annes vader wordt er stil van en luistert toch naar zijn moeder. Ondertussen is het al laat geworden en vraagt Annes vader of oma blijft eten. Dat doet ze. Na het eten brengt vader oma weer thuis. Als vader weer thuis is wil hij graag met Anne praten. Hij zegt sorry voor wat er gisteravond is gebeurd en ook voor de keren dat ik je pijn heb gedaan. Hij vertelt over het ongeluk van een aantal jaren geleden. Hij verteld dat haar opa door dat ongeluk gestorven is. Hij gaf God er de schuld van dat zijn vader niet meer leeft. Oma vond dat niet, zij zei dat opa nu pas echt gelukkig is omdat hij een nieuw hart heeft. Daar geloofde ik niks van. Ik werd boos op oma en sinds dien hebben wij geen contact meer. Oma en ik hebben het net goed gemaakt. Anne is even stil dan zegt ze, dan kunnen we nu wel aan oma vragen of ze komt als het Kerstfeest is. Anne belt haar oma. Ze vraagt of ze met het Kerstfeest naar hen komt. Oma vindt het een leuk idee, maar vraagt of ze even haar vader mag spreken. Ze vraagt of hun meegaan naar de kerk. Haar vader zegt dat hij hier nog wel over na wil denken en dat hij haar later terug belt. De volgende dag belt hij haar terug en zegt hij haar dat het goed is. Oma zegt hoe laat de kerk begint en waar die staat. Ze zegt erbij dat oma nog wel een hoed voor Anne heeft.

Dan is het Kerstfeest. Vader, moeder en Anne staan klaar om naar de kerk te gaan. Anne vindt het best wel spannend. Ze is nog nooit in een kerk geweest. Als ze bij de kerk komen staat oma hen al op te wachten. Fijn dat jullie er zijn begroet ze hen. Ze lopen samen de kerk binnen. De dominee preekt over de geboorte van Jezus. Hij vertelt over Maria die hoogzwanger was en omdat ze beschreven moesten worden moesten ze de reis maken naar Bethlehem. In Bethlehem was er geen plaats meer in de herbergen. Toen kwamen ze bij een stalletje. Daar is Jezus geboren, de zaligmaker. In een beestenstal. Die beestenstal was vuil. Ons hart is ook vuil. Vuil van de zonden. Maar de Heere Jezus is geboren om ons vuile hart te reinigen. Is de Heere Jezus ook al in jouw hart geboren? Dan alleen ben je gelukkig hoor kinderen. Daar heb je de kerstbomen en de verlichtingen niet voor nodig hoor. Anne luistert aandachtig. Aan het eind van de dienst zingen ze nog een versje en dan is de dienst al afgelopen. Na de dienst loopt oma met hen mee naar huis. Onderweg vraagt oma aan Anne wat ze ervan vond. ‘Heel mooi oma’, antwoordt Anne. ‘Dat is fijn meid’, zegt oma. Als ze thuisgekomen zijn gaat moeder het eten klaar maken. Oma komt op het idee om een spelletje te doen. Samen gaan ze een spelletje doen. Even later roept moeder voor het eten. Ze gaan met elkaar eten. Anne geniet van de gezelligheid nu haar oma er ineens bij is. Samen kan het dus wel gezellig zijn. Aan het eind van de dag vraagt oma aan Anne of ze het leuk vindt om bij haar te komen logeren. Zo is haar oma 2e Kerstdag ook niet alleen. Anne kijkt haar ouders aan, zou dat mogen? Haar moeder knikt haar toe. Snel pakt ze samen met haar moeder wat spulletjes in. Zo gaat ze met haar oma mee naar huis. Als ze ’s avonds in bed ligt bij haar oma denkt ze nog na over wat er die dag allemaal is gebeurd. Het was gezellig vandaag. Het is lang geleden dat het zo gezellig is geweest. En dan de kerk, wat vond ze het zingen mooi. De dominee gebruikte wel moeilijke woorden. Zaligmaker was er zo’n één. Morgen maar eens aan oma vragen wat dat betekent. De dominee vroeg ook of de Heere Jezus al in haar hart geboren is. Dan pas is het echt Kerstfeest. De dominee vroeg het aan alle kinderen. Dan moet Jezus wel een heel bijzonder Persoon zijn. Anne heeft nog veel meer vragen. Morgen zal ze alles aan oma vragen. Misschien dat zij antwoord heeft.

En nu de vraag voor jullie kinderen, Is de Zaligmaker ook al in jullie hart geboren? Hij wil jullie een nieuw hartje geven hoor uit genade. Je hoeft er niks voor te doen, vraag er maar veel om. Want dan pas kunnen jullie ook echt Kerstfeest vieren.