Samen in de eenzaamheid

Samen in de eenzaamheid

Steunend met zijn rechterhand op zijn wandelstok en met een wat kromme rug loopt hij door de witte straten van Groningen. Het is oude Egbert. Koude, ijzige wind baant zich hier en daar door zijn half versleten jas en handschoenen heen.  Grote witte sneeuwvlokken dalen vanuit de hemel neer op de aarde.  Zijn ogen zijn al niet meer te best en de sneeuwval maakt zijn zicht er niet beter op. Maar ondanks de kou en de sneeuw loopt hij vastberaden, maar voorzichtig, door. Het is zaterdag middag wat betekend dat het tijd is voor zijn wekelijkse bezoekje bij zijn vrouw. In zijn linkerhand heeft hij een bosje rode rozen vast die hij stevig tegen zich aandrukt alsof hij bang is ze kwijt te raken. Hij nadert het ijzeren hek dat open staat, passeert het en gaat rechts af. Dan een stukje rechtdoor, een flauwe bocht naar links en nog een paar stappen vooruit. Hij is er. Hij staat stil. ‘Dag lieverd,’  fluistert hij. Voor de zoveelste keer leest hij, ‘Hier rust mijn geliefde vrouw Christina Rose Meijer.’ Met moeite bukt hij wat voor over en laat de rozen voorzichtig op het, door de sneeuw bedekte, graf vallen. Zachtjes begint hij te praten. Over hoe zijn week was. Hoe het vannacht is begonnen met sneeuwen en het nu nog steeds sneeuwt. Hoe hij vanmorgen naar de bakker liep en er een meisje van achter een raam naar hem had gezwaaid. Hij had terug gezwaaid en ze toen verdween. Hij zucht. Een ademwolkje verschijnt. ‘Morgen is het alweer kerst. De tweede kerst zonder jou.’ Zonder enig geluid begint de man te huilen. De warme tranen rollen over zijn koude wangen. ‘Kerst, samen zijn, nee kerst heeft voor mij geen betekenis meer liefste. Jij gaf daar betekenis aan. Maar jou moet ik missen. Kom alsjeblieft terug, ik mis je!’ Terwijl hij de woorden uitspreekt, hoopt hij dat ze mee zullen waaien op de wind en zullen klinken voor zijn vrouw, waar ze ook moge zijn. Oude Egbert draait zich om en verlaat voor de zoveelste keer de rustplaats van zijn vrouw.  

‘Mama, mama!’ De 9-jarige Jiska rent de trap af als ze haar moeder thuis hoort komen van het boodschappen doen. Ze zwaait de keukendoor open. ‘Mama, moet je horen.’ ‘Even wachten schat.’ Moeder zet haar tassen op tafel gezet, loopt naar Jiska toe en geeft een kus op haar voorhoofd. ‘Nou, vertel.’ ‘Ik zag de oude man vanmorgen weer lopen. En weet je wat ik deed?’ ‘Geen idee.’ ‘Ik zwaaide naar hem en hij zwaaide terug.’ ‘Echt? Wat leuk!’ ‘Ja, en nu wilde ik een uitnodiging voor hem maken. Voor het kinderkerstfeest,’ zegt ze met glinsterende ogen. Fronsend kijkt moeder naar Jiska. ‘Voor het kinderkerstfeest van de kerk? Waarom zou je hem daar voor uitnodigen?’ Meteen veranderd het gezicht van Jiska in een teleurstellende uitstraling. Ze slaat haar ogen neer. ‘Omdat,’ zegt ze zachtjes, ‘hij alleen is en misschien vind hij het wel heel erg leuk. En ik heb geen papa of opa en oma die kunnen komen. En ik weet zeker dat de Heere het ook fijn zou vinden.’ Moeder weet even niet wat ze moet zeggen. Dan gaat ze door haar knieën en strekt haar armen uit naar haar meisje. ‘Kom hier lieverd.’ Jiska sluit zich in de armen van haar moeder die haar stevig vasthouden. ‘Je bent een engel. Natuurlijk mag je een uitnodiging voor hem maken. Maar je moet wel onthouden dat hij je niet kent en hij kent ons niet. Dus de kans is niet groot dat hij komt. Probeer dan niet te teleurgesteld te zijn oké?’ Jiska drukt zich van haar moeder af en geeft haar een kusje op haar voorhoofd. ‘Oké,’ zegt ze glimlachend. Dan laat moeder los en  holt Jiska naar boven om een kaart te maken.

Er wordt op de deur geklopt. Verbaasd kijkt oude Egbert op van zijn leesboek. Hij wendt zijn ogen naar de deur. Hij krijgt nooit bezoek. Nogmaals geklop. Hij legt zijn leesboek weg, pakt zijn wandelstok die tegen zijn stoel aanstaat en hijst zichzelf op. De houten vloer kraakt iets terwijl hij naar de deur loopt. Als hij de deur opent wordt hij begroet door een koude windvlaag en een warme glimlach van een klein meisje. ‘Hallo,’ zegt de opgewekt. Oude Egbert is even met stomheid geslagen. Is dit niet hetzelfde meisje dat vanmorgen naar hem zwaaide? Voordat oude Egbert iets terug kan zeggen reikt het meisje hem een rode envelop. ‘Deze is voor u,’ zegt ze met verwachtingsvolle ogen. Nog steeds een beetje verbaasd pakt oude Egbert de envelop aan. ‘Dankjewel kind,’ zegt hij. Nog even kijkt het meisje hem aan, draait zich dan om en holt weg. Haar rode laarsjes laten duidelijke voetsporen achter in de sneeuw. Oude Egbert sluit de deur en beweegt zich naar zijn stoel. Voorzichtig gaat hij zitten, zet zijn wandelstok aan de kant en bekijkt de envelop. ‘Voor de lieve oude man,’ staat er met een kinderhandschrift op geschreven. Nieuwsgierig draait hij hem om en opent de envelop. Een zelfgemaakte kerstkaart komt tevoorschijn. In het midden van de kaart staat ‘uitnodiging’ geschreven. Een frons verschijnt op zijn gezicht. Een uitnodiging? Waarvoor? Hij bekijkt de achterkant van de kaart waar staat geschreven, ‘ik mocht van mama een kaart voor u maken om u te vragen of u op het kinderkerstfeest van de kerk en mij wilt komen. Ik mag een gedichtje opzeggen. Het is morgenavond om half zeven tot half acht in de Nieuw Kerk. Komt u ook? Groetjes, Jiska.’ Oude Egbert leest hem nog eens. Dan legt hij de kaart weg en bromt, ‘natuurlijk ga ik niet.’         

’s Avonds kan de oude Egbert niet slapen. Zijn geest haalt telkens die bruine ogen van dat kind tevoorschijn. Zoals ze hem zo verwachtingsvol aankeken. Alsof haar ogen, voordat hij het wist, zeiden ‘ik zou het heel leuk vinden als u komt.’ Maar waarom hij? Hij kent het kind niet eens. ‘Zou het nou echt zo erg zijn dit te doen voor het kind?’ klinkt een gedachte in zijn hoofd. ‘Ze heeft speciaal een kaart voor je gemaakt,’ klinkt erachter aan. ‘Ja maar ik ken haar niet eens en ik heb niet veel met de kerk.’ Zo gaan de gedachten van de oude Egbert nog een tijdje door. Het is eerste kerstnacht als oude Egbert eindelijk beslist ‘goed, ik ga naar het kerstfeest van het kind,’ en in slaap valt.

Het is tien voor half zeven als oude Egbert zijn huisje verlaat en richting de Nieuwe Kerk loopt. Hoewel het niet sneeuwt vertraagt de sneeuw die er al ligt hem wel. Het kan soms heel glad zijn dus hij zet zich voorzichtig voort. Na een paar minuten ziet hij de kerktoren boven de bomen uitkomen. Fijn, hij is er bijna. Pardoes staat hij stil. ‘Wat zullen de mensen wel niet denken als ik die kerk daar binnenkom? Ik kom er nooit. Ik ben geen christen.’ Het is alsof hij even helemaal bevroren is. ‘Ik kan beter terug gaan,’ denkt hij. ‘Nee, je doet dit voor het kind. Niet voor jezelf.’ Hij zucht. ‘Klopt, al weet ik niet waarom.’ Met enige twijfel loopt hij toch door. Naar de kerk waar een kinderstem verwachtingvol op hem wacht.

In de kerk aangekomen gaat oude Egbert helemaal op de achterste bank zitten. ‘Zo zit ik niet in het zicht,’ denkt hij bij zichzelf. Toch ontkomt hij er niet aan dat sommige mensen omkijken, naar hem wijzen, en fluisteren. Hij probeert zichzelf af te leiden door naar het kind te zoeken. Voorin zitten allemaal kinderen, kleinere en grotere. Daar zal ze tussen zitten. Dan begint het orgel te spelen. Hij heeft haar nog niet gevonden maar bedenkt zich dan dat in de kaart stond dat ze iets moest opzeggen. Hij zal daar op wachten. De kinderen zingen een psalm. De tweede mochten de mensen meezingen. Twee wat oudere kinderen mogen nu naar voren komen en lezen het kerstverhaal. Ja, oude Egbert kent het kerstverhaal wel. Vroeger las zijn vader het elke kerst voor maar naarmate Egbert groter werd hij steeds minder geïnteresseerd in de kerk en het geloof. Tot hij er uiteindelijk niets meer mee te maken had en er nooit meer mee bezig was geweest totdat zijn vrouw…. ‘Nu mogen Els, Jennifer en Marc naar voren komen,’ zegt de juffrouw die voor in de kerk staat. Dit haalt de man uit zijn gedachten. Misschien zit ze hierbij. Hoe heette ze ook al weer? De ogen van oude Egbert gaan snel de kinderen langs als ze op een rijtje staan. Maar nee. Nog steeds geen teken van het kind. Ze zal er wel zijn toch? Ja natuurlijk is ze er. Ze heeft de uitnodiging notabene zelf langsgebracht. Maar de minuten verstrijken, er wordt weer gezongen, weer wat voorgedragen en nog steeds geen teken van het kind. Het zou tot half acht zijn. Oude Egbert kijkt op zijn horloge, vijf voor half acht. De moed zakt hem in de schoenen. Maar dan klinkt de stem van de juffrouw weer. ‘En nu wilt Jiska graag een gedichtje opzeggen waarmee we de avond zullen sluiten.’ Oude Egbert gaat wat rechter op zitten. Jiska, ja, dat was haar naam. Kijk, daar is ze. Het kind loopt naar voren, haar donkerblonde krullen deinzen op en naar op haar rug. Ze heeft een mooie dennenboom groene jurk aan. Voor in de kerk draait ze zich om. Oude Egbert weet het nu zeker, zij is het. Hij ziet haar wel maar niet zo goed omdat hij helemaal achter in de kerk zit. Zachtjes en voorzichtig hijst hij zichzelf op en gaat staan. Omdat hij wat krom staat valt het niet heel erg op. Verwachtingsvol kijkt hij naar het kind. Naar Jiska. De juffrouw geeft haar de microfoon. Ze brengt hem tot iets voor haar mond en dan klinkt haar heldere kinderstem door de kerk.

‘Het mooiste geschenk.
Jouw lege handen zijn het mooiste geschenk
Het mooiste geschenk voor het Christus Kind
Kom maar, kniel bij de kribbe neer
Waarin je Jezus het Kindeke vind.’

De ogen van Jiska kijken zoekend door de kerk heen. Is de oude man er? Ze kan hem nog niet vinden. Snel gaat ze verder met opzeggen.

‘Je hoeft Hem geen cadeau te geven
Geen speelgoed, boeken, geen enkele cent
Nee, neem Hem maar gewoon in je lege handen…’

Dan vinden de ogen van Jiska eindelijk de ogen van oude Egbert. Een gouden glimlach verschijnt op haar gezichtje en dan eindigt ze haar gedicht, ‘Hij is allang blij dat jij gekomen bent.’

Langzaam loopt de kerk leeg. Oude Egbert staat bij een boom een stukje bij de kerk vandaan. Hij staat te wachten op het kind. Haar gedichtje raakte hem in zijn geheel maar haar laatste woorden schoten als een vurige pijl zijn hart binnen. Daar komt ze aan. Ze huppelt naar haar moeder toe en fluistert iets. Moeder kijkt de kant van oude Egbert op en kijkt dan weer naar haar kind. Ze glimlacht en knikt. Jiska neemt haar moeder bij de hand en trekt haar zowat mee naar oude Egbert. Ze komen dichterbij. ‘Hallo kind.’ ‘Hallo,’ zegt Jiska glimlachend. Haar rode wangetjes worden wat bol. ‘Ik ben zo blij dat u gekomen bent. Ik heb aan mama gevraagd of u met ons mee mocht naar huis om chocolademelk te drinken en een koekje te eten.’ Oude Egbert kijkt wat terughoudend en verlegen naar de moeder. ‘Oh, nee, ik wil me niet opdring…’ Moeder onderbreekt hem. ‘Alstublieft? We zouden het heel fijn vinden,’ zegt ze vriendelijk. Hij kijkt naar Jiska wiens ogen weer vol verwachting staan. ‘Ach, hoe kan ik die verwachtingsvolle blik ook weigeren,’ antwoord hij licht glimlachend. ‘Yes!’ roept Jiska. Ze pakt oude Egbert bij de hand, ‘kom we gaan’.

Een half uurtje later zitten ze met z’n drieën met warme chocolade melk in de woonkamer. Oude Egbert zit op een stoel bij het raam, moeder zit op de bank en Jiska zit op de stoel aan de andere kant van het raam. ‘Je hebt je gedichtje mooi voor gelezen kind.’ ‘Ja? Dank u wel. Ik was wel een beetje zenuwachtig hoor,’ zegt ze grinnikend. ‘Nou ik merkte er niets van.’ Trost kijkt Jiska naar moeder die haar glimlachend aankijkt. ‘Hoe heet u eigenlijk?’ vraagt Jiska. Oude Egbert lacht, ’tja, dat heb ik nog helemaal niet verteld he. Ik heet Egbert. Maar iedereen noemt me oude Egbert.’ ‘Wat een mooie naam.’ ‘Nou dank je wel. Jij heet Jiska hé. Is ook een hele mooi naam.’ ‘Ja, mijn naam betekent ‘de Heere ziet’,’ zegt ze stalend. ‘Dan kan ik goed onthouden dat de Heere altijd bij mij is en Hij mij altijd ziet. Zo ben ik nooit alleen. Ook niet als ik me wel alleen voel.’ ‘Dat is wel een mooie betekenis ja,’ antwoord oude Egbert wat verlegen. ‘Weet u wat uw naam betekend?’ vraagt Jiska nieuwsgierig. ‘Jazeker weet ik dat. Mijn naam betekent schoon zwaard.’ Jiska moet even lachen, ‘wat een leuke betekenis.’ ‘Dat vond ik nou ook al.’ Met z’n drieën kletsen ze nog wat en dan gaat oude Egbert weer richting huis. Moeder en Jiska staan in de deuropening als oude Egbert buiten staat. ‘Nou hartelijk bedankt voor de gastvrijheid hoor,’ zegt hij vriendelijk. ‘Graag gedaan,’ zegt moeder. Egbert draait zich om en wil weglopen als hij de moeder van het kind hoort zeggen, ‘Egbert, we zouden het heel gezellig vinden als u morgen overdag komt. Het is dan tweede kerstdag en niemand zou die alleen moeten doorbrengen. Het is immers een feestdag.’ De ogen van oude Egbert kijken haar en Jiska dankbaar aan. ‘Wat vriendelijk van u. Dat zou ik erg gezellig vinden. Ik zal er zijn.’ Moeder knikt, ’tot morgen,’ roept Jiska. Oude Egbert steekt zijn hand iets op, draait zich dan weer op en verdwijnt om de hoek.

Het is al laat maar oude Egbert ligt nog niet op bed. Nee, hij zit in zijn stoel in de woonkamer. In zijn handen heeft hij een klein Bijbeltje. Die kreeg hij van zijn vrouw op haar sterfbed. De laatste maanden van haar leven was ze tot geloof gekomen maar oude Egbert had er geen interesse in getoond. Sinds haar overlijden heeft hij er nog nooit in gekeken, gelezen of zelfs opengeslagen. Uit boosheid. Uit verzet. Maar nu, na vanavond. De betekenis van de naam van het Kind. ‘De Heere ziet.’ En het gedicht blijft maar in zijn hoofd hangen. Was het toeval of niet? Dat haar ogen de zijne vonden toen ze de laatste regel op zei. ‘Hij is allang blij dat jij er bent.’ Het was alsof de zin voor hem was geschreven. Langzaam opent hij het Bijbeltje. Hij bladert er wat door en vind dan een klein gevouwen briefje. Hij opent het en leest, ‘Mijn lieve Egbert, Hij is het Licht van de wereld. Volg Hem en je zult niet in duisternis wandelen. Je liefhebbende vrouw, Christina.’ Op dat moment slaat de eenzaamheid in als een donderslag en begint oude Egbert te huilen. Geluidloos. Hij sluit zijn ogen. ‘Wees dan bij mij! Wees dan bij mij in mijn eenzaamheid! Alstublieft!!’ Huilend bidt, smeekt de oude Egbert. ‘Ik zal U volgen, maar wees dan bij mij!!! Neem de duisternis en boosheid weg en laat mij wandelen in Uw licht.’ Deze avond valt oude Egbert niet in slaap in zijn bed, omgeven door eenzaamheid. Nee, deze avond valt hij biddend in slaap in zijn stoel, omgeven door nabijheid van Christus.        

Oude Egbert belt aan bij het huis van Jiska. De moeder van het kind doet de deur open. ‘Hoi Egbert, kom binnen.’ ‘Eigenlijk,’ begint oude Egbert, ‘zou ik graag even met Jiska willen wandelen. Als dat mag natuurlijk.’ Ze knikt, ‘natuurlijk. Ik zal haar even roepen.’ Vijf minuutjes later lopen Jiska en oude Egbert samen door de witte straten van Groningen. ‘Waar gaan we heen?’ vraagt Jiska nieuwsgierig. ‘Je zult het wel zien kind.’ Na een paar minuten komen ze bij het Selwerderhof aan. Daar waar de rustplaats van zijn vrouw zich bevind. Als ze het ijzeren hek passeren zegt oude Egbert, ‘we gaan op bezoek bij mijn vrouw.’ Jiska zegt niets, ze knikt enkel. Bij het graf aangekomen staan ze stil. ‘Jiska, weet je nog hoe je gisteren vertelde wat je naam betekend?’ ‘Ja.’ ‘Mijn vrouw is twee jaar geleden overleden en sindsdien voel ik me altijd heel eenzaam. Snap je dat?’ ‘Ja.’ ‘Nou, doordat je gisteren dat mooie gedicht voorlas en je me de betekenis van je naam vertelde, heb ik door het Bijbeltje van mijn vrouw gebladerd en daar vond ik een briefje in. Er stond op dat Hij het Licht van de wereld is en dat als ik Hem volg ik niet meer in duisternis zal wandelen. Eenzaamheid is een duister iets. Het is niet fijn. Niet leuk. En toen ben ik gaan bidden. Heb ik gevraagd of God bij mij wilde zijn. Ik heb Hem gezegd dat ik Hem zal volgen. Zonder jou had ik haar Bijbeltje nooit opengedaan. Ik wil je daarom bedanken kind. Bedanken dat je samen weer betekenis hebt gegeven. Een grotere dan eerst. Ik mis mijn vrouw heel erg maar nu heb ik eindelijk weer hoop dat ik haar terug zal zien. Ik ben je zo dankbaar kind.’ Met haar opgeheven hoofdje kijkt Jiska naar oude Egbert. Ze ziet nog net hoe er een traan van zijn wang afrolt. Voorzichtig zet ze een stapje dichter naar hem toe. Haar jonge handje pakt de hand van oude Egbert vast. Vanuit zijn ooghoeken kijkt hij naar het kind. Ze legt haar hoofdje tegen zijn arm aan. Het blijft een poosje stil. Dan klinkt het kinderstemmetje over de begraafplaats. ‘Fijn he,’ zucht ze, ‘dat u dan nu altijd samen zult zijn, ook als u eenzaam bent?’ Met dat Jiska de woorden uitspreekt vult het hart van oude Egbert zich met warmte en zijn ogen weer met tranen. Dit kind…Zoals haar naam het zegt, ‘de Heere ziet.’ Hij ziet echt! Zachtjes en liefdevol knijpt de oude Egbert in het kinderhandje dat de zijne vasthoudt. ‘Ja kind, heel fijn.’