Nooit meer alleen?

Nooit meer alleen?

‘Yes ik heb alweer gewonnen!’ Juicht Gert-Jan. ‘Ja boeiuh,’ reageert Nick nors. ‘Je bent me trouwens nog 58 euro schuldig mannetje’ ‘Gert-Jan je weet drommels goed dat jij mij dat kwijtgescholden hebt. En nou begin je er wéér over. Als ik je dat nog één keer hoor zeggen,’ klinkt het dreigend. ‘Dan ……….’ ‘Ja ja,’ mompelt Gert-Jan vlug  Nick gebruikt alleen zijn hele naam als hij echt boos is, dus is het verstandig om gewoon maar ja te zeggen. ‘Ik ga naar huis Gert.’ ‘Ja doei, trouwens hoef je geen biertje meer?’ ‘Ik betaal wel.’ ‘Ja oké maar daarna ga ik echt naar huis.’  Zullen we dan nog een potje kaarten?’ Vraagt Nick. ‘Nog twee biertjes graag!’ Roept Gert-Jan naar de kroegbaas. ‘Komt in orde!’

Even later zitten ze samen aan een biertje. Ondertussen spelen ze een potje kaart. Na een poosje zegt Nick: ‘ik ga naar huis.’ ‘Ja oké. Kom je morgen ook? Dan komen Bart, Eddie en Klaas.’ ‘Ja denk het wel.’ Zegt Nick kort. ‘Wat bezielt hem nou weer?’ Zegt Gert-Jan per ongelijk hardop. ‘Zei je wat?’ Vraagt Nick nu boos. ‘Nee laat maar.’ Nick loopt naar buiten en pakt een sigaretje. Dan stapt hij op zijn scooter. En rijdt met een volle vaart weg.

Even later loopt hij in de Albert Heijn. Hij pakt een krat Heineken en loopt naar de kassa. ‘Identiteitsbewijs graag,’ zegt  het jonge vrouwtje achter de kassa. Snel haalt Nick zijn portemonnee tevoorschijn en grist zijn ID kaart eruit. De jonge dame bekijkt hem nauwkeurig. ‘Kun je het zien of moet je een vergrootglas hebben?’ Vraagt Nick brutaal. ‘Ik vraag me af of jij wel echt achttien bent’ reageert de vrouw bits. ‘Volgens mij  ben je nog niet van je pubertijd af.’ Ze geeft Nick zijn ID kaart terug. En gooit het bonnetje in de prullenbak. Nick pakt de krat bier en loopt zonder iets te zeggen naar buiten. Hij zet de krat bij zijn voeten en haalt zijn scooter van het slot af. Pakt zijn laatste kauwgummetje en gooit het pakje op de grond. Dan start hij zijn scooter en rijdt hij met volle vaart weg. ‘Ik denk dat ik maar eens naar de ouwelui ga.  Kalverweg 4 ben ik al zo lang niet geweest.”

 ‘Dag Nick, fijn je weer eens te zien joh!’ Zegt vader blij. Het is duidelijk een verrassing voor zijn vader dat hij hem weer eens ziet. ‘Dag pa, ik dacht: zal mijn ouwe heertje eens verrassen.’ Zegt Nick  ‘Hallo Nick!’ ‘Hey Levi how are you?’ ‘Goed hoor, en met jou?’ ‘Ook goed. Nick verbaast zich. Wat zijn ze toch enthousiast dat hij er is. ‘Waar is ma?’ Vraagt Nick. ‘Naar de winkel, oh daar zul je haar net hebben.’ Zegt vader. ‘Dag Nick, gezellig dat je er bent, ik heb net wat kerstinkopen gedaan.’ Zegt moeder blij. ‘Oh ja da’s waar ook, wanneer is het eigenlijk Kerst?’ Vraagt Nick. ‘Over twee weken.’ Ondertussen valt het Nick op hoe gezellig het in de kamer is. Veel gezelliger dan bij hem. Als hij aan zijn eigen kale kamer denkt vindt hij het even jammer dat hij op zichzelf is gaan wonen. Maar ja niks aan te doen. Het was zijn eigen keus. Hij was het thuis goed zat.

Het is  over twaalven als Nick in bed ligt. Nick kijkt rond. Alleen zijn bedlampje is nog aan. Wat is het toch ongezellig. Hij heeft zelfs geen behang. Hij heeft een grote pot donkergrijze verf gekocht toen hij hier kwam. Alle muren dezelfde kleur. Mooi makkelijk. Achter zijn bed liggen al zijn kleren op een hoop. Opruimen? Waarom zou hij? Wat is het leven toch belabberd af en toe. Hij durft het aan niemand te bekennen hoe verdraaid eenzaam hij zich af en toe voelt. Nu niet denken. Hij moet pitten. Morgenochtend loopt weer vroeg de wekker af. Met een diepe zucht valt hij in slaap.

Een week later. Het is half 12 ’s avonds.  Nick is op weg naar het café waar hij nu voor de vierde keer heeft afgesproken met zijn vrienden. Gisteren hebben ze gepooled, maar dat was uitgelopen op een vechtpartijtje. Snel daarna hadden de ruziemakers Eddie en Klaas het goed gemaakt en hadden ze veel bier getrakteerd. Waardoor ze allemaal bijna dronken waren. Maar het is nog altijd de beste manier om akkefietjes op te lossen. Toen ze buiten kwamen hadden ze tegen containers lopen trappen en fietsen vernield. Illegaal vuurwerk afgestoken. Beetje lol trappen voordat ze naar huis gingen. Ineens was er toen een man uit zijn huis gekomen tegenover het café. Hij was in het donker gekleed en begon te praten. Hij vroeg hoe het met ze ging. Praatte over wat ze deden voor de kost. En toen ineens over het leven hier op aarde en dat er een leven hierna is. Eeuwigheid. En dat het alles uit maakt hoe je nu leeft. Verloren gaan. Vreselijk. Oneindig veel erger dan wat je maar bedenken kan. Maar hij had het ook over de  hemel. Zo geweldig mooi. Niet voor te stellen. De hemel een stad van goud. En dat er Eén is die je redden kan. Die dat zo graag wil. God! En als hij nu zou sterven, wat dan? Snel had hij die gedachte weggeduwd. Waar praatte die kerel toch over? Geen belangstelling. Kom op. Wat een praatjes. Maar die man vertelde dat hij ernstig ziek was. Hij vroeg hoe zit het met jullie?  Waarop ze allemaal stuk voor stuk niets hadden gezegd. Allemaal hadden ze gezwegen. Hoe was dat mogelijk! Eerst allemaal bijna dronken, zoveel herrie hadden ze gemaakt. En toen kwam die man. Wat straalde hij een rust had. Ja sympathiek was hij wel. Het leek of hij om hen gaf. Hij zei zelfs dat hij voor hen zou bidden. Toen de man weg was gingen ze allemaal een andere richting uit. Niemand zei meer iets tegen elkaar. In gedachten verzonken rijd verder op zijn scooter. TOOOEEEETTT……………….. Bam. AUUUUWWWWW zijn stem klinkt als een angstkreet door de duistere nacht. Pijn alleen maar pijn heeft hij. Dan word het zwart voor zijn ogen.

 ‘Nick!, Nick!’ Is dat de stem van zijn vader? Of wie is dat? Hij opent zijn mond maar er komt geen geluid uit. Dan voelt hij weer een felle pijnscheut. En wordt alles weer zwart. Vaag hoort hij nu de stemmen van zijn vader en moeder en nog andere, onbekende stemmen. ‘Ik weet niet zeker of hij het zal halen. Zijn situatie is niet meer kritiek. Maar toch nog ernstig. We zien wel lichtpuntjes’ Hoort hij iemand zeggen. Wat is er met hem gebeurd? Waar is hij? Dan wordt hij opeens bang. Gaat hij dood? Is dit het eind? En dan? Waar zal hij dan zijn? Alles lijkt wel rond te draaien in zijn hoofd. Zit hij vast? De man zei dat mensen God nodig hebben.  Hij krimpt ineen. Hij heeft nooit iemand nodig gehad. Bier en plezier. Dat was genoeg. De hemel? Voor hem? Nee zou voor hem niet kunnen. Hij had nooit van een God gehoord. En dus nooit een God gediend. Hij probeert zijn ogen te openen. Dan zegt hij met veel moeite: ‘Kan die ene man hierheen komen? Hij woont tegenover het café.’ . Eerst begrijpt niemand waar Nick het over heeft. Ze zijn heel blij dat Nick begint te praten. Maar wat hij nu zegt? Hij heeft de dingen niet helder. Nick is nog in de war. Bezorgd vragen zij zich af of dit nog goed gaat komen. Maar Nick blijft volhouden. En na een paar uur beginnen ze er toch iets van te snappen. Ze begrijpen dat hij het heeft over de plaats waar het ongeluk is gebeurd. Daar moet iemand wonen die Nick wil zien. Ze hebben geen idee wie het is en waar het over gaat. Op advies van de arts besluiten ze de man te gaan vragen. Het zou kunnen zijn dat Nick hier rustiger van wordt. De volgende dag gaat de deur van de ziekenkamer open. De man loopt langzaam naar de stoel naast Nicks bed. Het is een poosje stil, dan zegt Nick: ‘Meneer hoe kan ik in de hemel komen?’ Nicks ouders en de dokter kijken verbaast toe en doet een paar stappen achteruit. ‘Beste jongen, wat hoopte ik dat ik jou nog eens zou zien.’ De man zond hem een zachte glimlach toe. Zijn gezicht was erg bleek, merkte Nick op. ‘Weet je het is over een paar dagen Kerst’. ‘En dan vieren we de geboorte van de Heere Jezus, onze Zaligmaker!’ Zegt de man vriendelijk. ‘Trouwens noem me maar ome Corné.’ ‘Ik heet Nick.’ Het kwam er zachter uit dan hij had verwacht. Ome Corné knikte. ‘Nou ik zal je vertellen hoe je bij de Heere Jezus in de hemel kan komen.’ ‘Dat kan door genade, genade die krijg je van de Heere als je het vraagt. Ook al ben je de slechtste mens ter wereld. Want wij zijn allemaal zondige mensen, misschien denk jij dat ik zo in de hemel mag komen omdat ik goed ben, maar dat is helemaal niet zo ik ben net zo slecht als jou. Maar er is één Mens zonder zonde En dat is Jezus. En door Hem kunnen wij zalig worden. God heeft voor ons aan het kruis gehangen om onze schuld op zich te nemen. Hij heeft nooit iets verkeerds gedaan. Maar de mensen waren zo zondig en ze geloofden niet dat hij de Zoon van God was.’ ‘Nou kijk en doordat de Heere aan het kruis heeft gehangen krijgen wij genade, genade is iets wat je niet verdient. En door genade kan je zalig worden. En iedereen die wil en daarom vraagt krijgt genade! Weet je ik heb nog iets meegenomen. Zou je wel……

Nick voelt zich zo blij worden. Zou er nog een lichtpuntje zijn voor hem? Nooit meer alleen? Hij durft het haast niet te geloven. Zachtjes hoort hij de stem van ome Corné zingen:

Genade, zo oneindig groot.
Dat ik, die ’t niet verdien
het leven vond, want ik was dood
en blind, maar nu kan ‘k zien.

Genade die mij heeft geleerd
te vrezen voor het kwaad.
Maar ook – als ik mij tot Hem keer
dat God mij nooit verlaat.

Want Jezus droeg mijn zondelast
en tranen aan het kruis.
Hij houdt mij door genade vast
en brengt mij veilig thuis.

Als ik daar in zijn heerlijkheid
mag stralen als de zon,
dan prijs ik Hem in eeuwigheid
dat ik genade vond.                                                     

Dit verhaal berust voor een deel op waargebeurde feiten.