Kerstgeschenk

Kerstgeschenk

Met een zucht trok Giel de deur van het scholengemeenschap achter zich dicht en liep de vrieskou in. Het vierde uur was de kerstoverdenking geweest en nu ging de school voor twee weken dicht. Wat moest hij 2 weken gaan doen? Hij hoorde van klasgenoten, die vol plannen zaten. De één ging op wintersport en de ander had van allerlei familiedingen, maar hij had dat niet. Giel had geen vrienden, al werd hij wel geaccepteerd in de klas. Hij was een teruggetrokken jongen, die niet veel zei. Giel woonde al jaren bij z’n oma. Z’n oma is een verbitterde vrouw. Haar man is van haar afgenomen en sinds een paar jaar ook haar enig kind, haar dochter, Giels moeder en dat is moeilijk voor haar.

Giel sjort z’n tas op z’n fiets en fietst traag het schoolplein af. Wat is alles toch mooi buiten. Hij geniet altijd zo van de natuur, dan kan hij ondertussen zo goed nadenken. Soms is hij moe van al het denken, maar je gedachten stilzetten lukt ook niet. De laatste tijd denkt hij veel aan het sterven van z’n moeder. Kanker had ze, wat een vreselijke ziekte. Hij was nog wat jonger geweest toen, maar hij had gezien, dat ze pijn had, al klaagde ze nooit. Ze was wel vaak verdrietig geweest en dan had ze gezegd: “Lieve Giel, nu moet ik jou loslaten” en dan moesten ze samen huilen. Moeder had het niet erg gevonden om te sterven, ze wist dat ze naar haar Hemelse Vader mocht gaan. Ze vond het wel erg om Giel zonder vader en moeder achter te moeten laten. Oma had tot het laatst toe voor haar gezorgd en toen bleven zij samen achter en beiden zeiden ze alleen het noodzakelijkste en waren ze bezig met hun eigen gedachten.

Giel was bezig om een plan te bedenken, wat dat betreft kwam het goed uit dat het kerstvakantie was. Hij herinnerde zijn vader nog heel vaag. Hij was weinig thuis geweest en opeens bleef hij voorgoed weg. Z’n moeder had hem verteld dat hij betrokken was bij een drugsmokkel en gepakt was. Hij was chauffeur op een vrachtwagen en was gevangengenomen en zat in Frankrijk in een gevangenis. Maar nu had hij gehoord dat zijn vader weer vrij was en een paar dorpjes verderop woonde. Hij hoorde het zondag in de kerk, toen een paar kletstantes stonden te roddelen over de laatste nieuwtjes en dat ging nooit zo zachtjes. Toen hij z’n achternaam hoorde noemen spitste hij zijn oren en hij hoorde dat ze zeiden: “hij is weer terug en woont bij boer Bos in een huisje, hij is wel verandert hoor…..”Hij wist gewoon dat het over zijn vader ging. Hij had uitgezocht waar Boer Bos woonde en in de kerstvakantie zou hij zijn vader opzoeken. Hij vond het wel eng, maar hij moest weten hoe zijn vader eruit zag en hij zou ook zeggen hoe gemeen hij het vond, dat hij mama en hem in de steek gelaten had….als hij dat durfde tenminste.

Hij was inmiddels bij het huis van oma aangekomen, zette zijn fiets in de schuur en liep naar binnen. Hij had het best koud gekregen. Hij ging aan de keukentafel zitten en oma zette een beker warme chocolademelk voor hem neer. Ze zorgde wel goed voor hem, maar ze zei zo weinig….net als hij….

En hij mistte het zo om eens een hand op z’n schouder te voelen. Vaders deden dat vast, maar al zou oma het een keer doen, hielp misschien ook wel tegen dat eenzame gevoel.

Op kerstavond zaten oma en Giel samen te eten. Oma zei: “ik ga zo nog even naar mijn zus de soep van vanmiddag brengen. Ze belde dat ze niet zo lekker is en dan kan ze dat opwarmen. Wil jij de tafel dan zo even afruimen?” Giel knikte en at z’n brood op. Na het eten stapte oma in haar autootje met een pannetje soep en Giel ruimde alles netjes op. Opeens kreeg hij haast. Weet je wat? Hij stelde het ook niet langer uit en ging nu naar het huis van z’n vader toe. Het was nog vroeg. Hij deed z’n jas aan en deed ook maar een muts op, want het sneeuwde een beetje. Snel fietste hij daarna weg. Het was wel een half uurtje fietsen dacht hij en het was lastig dat het al donker was. Het begon steeds harder te sneeuwen en het was flink koud, maar Giel trapte moedig verder. Er kwam een vrachtauto langs en de gesmolten sneeuw van de weg spetterde Giel helemaal onder, hij kreeg het er nóg kouder van. Hij werd ook moe van het fietsen en kreeg een bang voorgevoel…. Zou hij verdwaald zijn? Eindelijk zag hij toch de kerktoren van het dorpje, waar zijn vader nu woonde. Het sneeuwde inmiddels erg hard en hij was door en door koud door alle natte kleren. Hij kon bijna niet meer, maar zette toch nog even z’n tanden op elkaar. Heel ver kon het nu niet meer zijn. Eindelijk zag hij de boerderij van boer Bos. Hij fietste het erf op, maar hoorde tegelijkertijd een woest geblaf. Wát schrok hij van die hond! Zo erg, dat hij de boomwortel voor z’n fietswiel niet zag en met fiets en al omviel. Hij dook in elkaar en hoorde de hond dichtbij blaffen en hijgen. Zo ineengedoken bleef hij liggen, te bang, maar ook te moe om op te staan. Hij hoorde een stem, die riep: “ Hektor af!” Voetstappen kwamen dichterbij en het geblaf hield stil. Een stem vroeg; “kun je staan?” Met behulp van de man die hem vasthield liep hij een huis binnen. Het was er heerlijk warm, maar hij werd er ook een beetje duizelig van. De man zette hem op een stoel en zei: “M’n jongen, je bent toch gekomen…ik wist het.”

Giel keek verbaasd omhoog in het gezicht van de man. Het gezicht had iets bekends, het leek wel een beetje op hemzelf, maar dan met iets meer groeven en rimpels. De ogen van de man keken verdrietig, maar toch zag hij er ook iets van blijheid in. De man liet Giel even bijkomen en gaf hem een beker warme thee, daar knapte hij van op.

“Bent u mijn vader?” vroeg Giel opeens schor. Hij had nog wel zo boos willen doen, maar het lukte hem niet. De man was zo vriendelijk en tegelijkertijd ook zo bekend. De man keek Giel aan en zei: “Wil je mij nog als vader hebben? Ik heb zoveel verkeerde dingen gedaan.” Giel zuchtte en dacht opeens weer aan de kerstoverdenking van school. Hun mentor had een hoofdstuk uit Lukas overdacht, maar hierbij ook de bekende tekst uit Johannes 3 aangehaald. God had Zijn eniggeboren Zoon gegeven en dat voor zondaars. Voor mensen zoals zijn vader, maar een stemmetje van binnen zei en zoals jij. Opeens wist hij heel zeker, dat wát deze man, zijn vader, ook gedaan had, het was wel zijn vader…en hij wilde zo graag een vader. Hij fluisterde zacht” ja…ja ik mis al zolang een vader.” Zijn vader legde even zijn hand op de schouder van Giel. Giel kreeg het er warm van, wat voelde dat goed, hij had het zo gemist. Vader ging in een stoel tegenover hem zitten. Zo zaten ze samen en Giel dronk van z’n thee. Vader zuchtte eens en zei: “ik wist dat je zou komen….ik heb er al zolang om gebeden. Bidt u dan?” Vroeg Giel. “Ja jongen, gelukkig kan ik dat weer. Ik was jaren God kwijt, maar Hij is mij nooit uit het oog verloren. Het is een lang verhaal…”

“Mag ik eerst oma even bellen, zij is vast ongerust,” vraagt Giel.

Vader geeft hem zijn telefoon. Giel belt oma. Gelukkig valt het mee, oma was net thuisgekomen. Door het gevaarlijke weer, was oma ook net thuis en dacht dat Giel op bed lag. Giel vertelt dat hij bij een bekende is en waarschijnlijk daar blijft, omdat het weer te slecht is om er nu door te gaan. Morgen zal hij oma vertellen bij wie hij was….

Oma vraagt of het wel echt goed is met Giel, omdat hij nooit weg is.

Giel antwoordt bevestigend en geeft met een zucht de telefoon terug. Wat is hij moe! Maar toch wil hij graag het verhaal horen.

Vader begint….”jouw moeder en ik waren al een poosje getrouwd voordat jij kwam. We waren erg blij met jou, maar door jouw geboorte was je moeder wel erg zwak. Het ging allemaal niet vanzelf. Psychisch had ze het best moeilijk en ze was gauw moe. Vaak zat ik ’s avonds nog een poos met jou op schoot en lag je moeder al in bed. We praten dan op onze manier met elkaar. Ik heb er vaak aan teruggedacht toen ik alleen in de gevangenis zat, in een vreemd land met een onbekende taal. Wat was dat toen vredig. Omdat ik ’s avonds vaak alleen was vond ik het niet erg om ook buitenlandse ritten te gaan doen, thuis was het niet echt gezellig meer. Al is dat ook mijn eigen schuld geweest. Ik kwam in aanraking met andere chauffeurs en zo kwam ik bij een groepje terecht, die er niet een hele nette manier van leven op nahield. Eerst moest ik eraan wennen, maar later vond ik het wel stoer. Het hielp om de stem binnenin mij het zwijgen op te leggen, die zei dat ik thuis een vrouw en een kind had, die op mij wachtte. Sommige van die mannen gebruikten ook drugs, het is mij meerdere malen aangeboden, maar dat heb ik nooit genomen. De Heere heeft mij daarvoor bewaard, wel dronk ik veel te veel in die tijd. Af en toe kwam ik nog thuis, maar ik ging zo snel mogelijk weer weg. Op een gegeven moment waren jij en je moeder bij oma ingetrokken. Ik wist niet dat het was omdat je moeder de boodschap van kanker had gekregen. Ze heeft dat niet tegen mij gezegd, wat ook niet verwonderlijk was. Ik was niet welkom bij het huis van oma en zo kon het zijn, dat ik af en toe even thuis was en daarna weer een poos onderweg was. Ik had geen reden om nog naar huis te gaan, zo dacht ik tenminste. Bidden of in de Bijbel lezen deed ik helemaal niet meer. Ik vermaakte mij met m’n zogenaamde vrienden. Een ouderling van de kerk belde mij nog af en toe, dat was een vriendelijke man, maar ik kapte het gesprek zo snel mogelijk af.

Op een avond zaten we ergens in een kroeg met een groepje chauffeurs. Het ging over kilo’s drugs die naar Frankrijk moesten, in het geheim natuurlijk. Ze vonden wel dat ik deze in mijn vrachtwagen mee kon nemen. Ik zou er veel geld mee verdienen en dat trok mij wel. Ze waren extra vriendelijk tegen mij en ook dat voelde goed, wat had ik verder? Je moet weten dat ik in die tijd veel zelfmedelijden had. Ik probeerde zo goed te praten wat ik deed. Om toch ook een beetje gewichtig te zijn, zei ik dat ik er volgende week op terug zou komen. Dan zou ik zeggen of ik meedeed aan de drugssmokkel. De volgende dag reed ik naar Frankrijk, het was regenachtig weer en de rit schoot niet erg op. Toen ik bijna op de plek van bestemming was, werd ik aangehouden. Ze wilden mijn vracht controleren. Ik vond alles prima en dacht laat ik nog maar eens goed nadenken of ik meedoe volgende week. Het duurde maar even en ik werd verzocht mijn handen op de rug te doen, ik werd in de boeien geslagen en meegenomen naar een politiebureau. Ik begreep er niks van en dacht er is vast een misverstand. Ik kon de Franse taal ook niet goed. Later kwam ik erachter dat mijn zogenaamde vrienden de drugs in mijn vrachtwagen hadden verstopt. Zonder dat ik het wist had ik ermee rondgereden. Ik heb veel gesprekken moeten voeren, vaak zat er een tolk bij. Ook mijn baas was daar een keer bij. Hij wist dat ik met andere chauffeurs omging en ook dat het ruwe types waren. Hij had geen medelijden met me, wat ik ook zei. Ik was ontslagen en kwam voorlopig in de Franse gevangenis terecht. Het was verschrikkelijk om daar te zijn. Vooral omdat ik me eerst verraden voelde. Ik gaf steeds anderen de schuld. Er kwam een pakketje voor mij. Nadat het gecontroleerd was mocht ik dit in ontvangst nemen. Het was van de ouderling die mij af en toe belde. Hij stuurde mij wat boekjes en een Bijbel. Ik heb het tegen de muur aan gesmeten, wat moest ik ermee? Ik was zo boos. Waarom had God dit toegelaten? Ja zo erg was het. Ik gaf God de schuld, terwijl ik Hem zelf de rug had toegekeerd. Ik heb jaren in de gevangenis gezeten. Eerst in Frankrijk, later ben ik overgeplaatst naar Nederland. Ondertussen ben ik toch in de Bijbel gaan lezen en ook de boekjes heb ik keer op keer gelezen. Later kwamen er nog meer. En steeds meer en meer kwam ik erachter dat alles mijn schuld was. En op het laatst kon ik zelfs zeggen: Het was goed voor mij verdrukt te zijn geweest. Als God mij niet stilgezet had, als ik niet in de gevangenis gezeten had, was ik op dezelfde weg doorgegaan. Later mocht de ouderling mij bezoeken in de gevangenis. Wat hebben we een goede gesprekken gehad. Hij vertelde ook dat je moeder was overleden. Wat voelde ik me schuldig. Het voelde alsof het kwam door mijn zonden. Ook kreeg ik steeds meer verlangen om jou weer te zien. Daar heb ik zoveel om gebeden. Naar je toe gaan durfde ik niet, maar ik bad dat God mijn zoon terug zou geven, al had ik dat niet verdiend. En ook dat heeft Hij mij gegeven. God is zo goed Giel.” Giel heeft stil zitten luisteren er ligt verwondering in zijn hart. Wel is hij heel moe. Vader ziet het en zegt: “Het is erg laat. Laten we eerst gaan slapen, dan praten we morgen verder. Er zal nog veel besproken moeten worden. Ik heb nog wel één vraag aan je? Kun je mij vergeven?” Giel slikt een keer en is bang, dat hij nu niet kan praten. Hij schraapt zijn keel en zegt: “Ik heb zo lang naar een vader verlangt. Als God u vergeven heeft, dan doe ik dat ook. Nu voel ik me na lange tijd niet meer zo alleen.”

Vader vouwt zijn handen om Giels handen en zegt: “Laten we samen   God danken voor alles wat Hij ons schonk, zelfs Zijn eniggeboren Zoon.”