Kerst op de kinderafdeling

Kerst op de kinderafdeling

Ingespannen rijdt Timo met zijn vader 7 dagen voor Kerst de teststraat in. Zou hij besmet zijn met het coronavirus? ‘Hallo!’ groet de vrouw hen vriendelijk. ‘Had u een e-mail naar ons gestuurd?’ ‘Ja dat klopt!’ zegt de vader van Timo, ‘Mijn zoon is nogal verkouden en koortsig.’ ‘Wat is de achternaam?’ ‘De Jong.’ ‘Oké! Rijdt u maar door tot het volgende tafeltje daar.’ Timo’s vader geeft jas en rijdt tot het volgende tafeltje. Eenmaal daar aangekomen, komt er een man aan lopen en vraagt: ‘Wie moet er getest worden?’ ‘Mijn zoon, Timo!’ zegt Timo’s vader. ‘Oké, dan ga ik even aan de andere kant staan.’ Hij loopt naar de andere kant van de auto en zegt tegen Timo: ‘Doe je mond maar even heel ver open en zeg maar aaaaaa.’ ‘Aaaaaa’, doet Timo. Dan voelt hij een wattenstaafje in zijn keel. Hij voelt bijna geen pijn! ‘En Timo, hoe oud ben je?’ ‘12 jaar, bijna 13’ antwoordt Timo. ‘Oké, dan doen we omdat je al bijna 13 bent ook nog even een staafje in je neus. Snuit je neus maar even.’ Een beetje verbaasd snuit Timo zijn neus. Hij had verwacht dat hij alleen een staafje in zijn mond moest! ‘O, dan stoppen we nu nog een staafje in je neus, maar je hebt een grote kans dat je dat meer voelt.’ Dan voelt Timo ook nog een wattenstaafje in zijn neus. ‘Goed gedaan!’ zegt de man. ‘Deed het veel pijn?’ ‘Nee hoor, dat valt wel mee!’ ‘Oké, dat is fijn! U krijgt binnen 48 uur de uitslag.’ ‘Oké bedankt!’ Dan rijdt Timo’s vader weer naar huis. ‘Nou, nu maar hopen dat het meevalt, Timo!’

Als Timo s’ avonds in bed ligt denkt hij terug aan de teststraat, en hij denkt verwonderd dat het nog best wel meeviel! Het deed bijna geen pijn. Hij is wel erg moe geworden van alles en ook voelt hij zich wat gespannen. Wat zou de uitslag zijn? Hij hoopt toch zo dat hij geen corona heeft! Maar hij voelt ook wel dat hij niet fit is. Al denkend valt hij in een onrustige slaap.

De volgende morgen is Timo al vroeg wakker. Meteen moet hij weer aan de test denken. Weet je wat, hij gaat aan vader vragen of hij al een mailtje heeft gekregen met de uitslag. Timo stapt uit bed en gaat naar beneden. Vader is al in de studeerkamer. Hij heeft het als dominee erg druk zo vlak voor de kerstdagen. “Goedemorgen Timo, hoe voel je je nu?” vraagt hij. “Nog niet zo lekker pa, maarre… hebt u al een mailtje met de uitslag? “Ik ga gelijk kijken! Timo kijkt mee over vaders schouder en ja hoor, er is een mail. Hij is negatief getest! Daar is Timo toch wel blij mee, maar hoe komt het dan dat hij zich zo moe voelt en soms ook een beetje benauwd? Hij voelt zich echt niet goed. Vader ziet het en zegt: ”Kruip maar weer snel terug in je bed, moeder komt zo wel even bij je. Dat doet Timo dan maar. Hij is blij dat weer in bed ligt, want hij voelt zich zo naar. En dan krijgt hij het opeens heel benauwd. Hij kan nog net zijn moeder roepen. Zijn moeder komt naar boven gerend en vraagt wat er is. Dan ziet ze dat hij naar adem ligt te happen en roept zijn vader. Samen helpen ze Timo overeind en bellen de huisarts. Moeder vertelt wat er is en de doktersassistente zegt dat ze meteen mogen komen. ‘We komen eraan!’ Met veel moeite helpen vader en moeder Timo in de auto.

Samen met vader en moeder gaat Timo naar de huisarts.  Daar wordt hij doorverwezen naar het ziekenhuis. En terwijl de zuster allerlei dingen regelt voor Timo ligt er op de afdeling waar Timo zijn kamertje heeft een jongen somber voor zich uit te staren. Hij denkt eraan dat hij al bijna naar huis mag omdat het coronavirus bij hem een eind weg is. Veel mensen vinden het fijn dat ze naar huis mogen, maar hij niet! Zijn ouders zijn al vroeg gestorven, en nu woont hij bij een oom en tante, maar hij vindt die helemaal niet aardig. De jongen denkt dat hij met kijken naar de televisie alles krijgt wat hij wil, maar op één of andere manier voelt hij zich toch nog niet goed. Dan hoort hij dat er onrust is op de kamer naast hem. Waarschijnlijk komt er een nieuwe patiënt. Even later wordt het weer stil op de kamer naast hem en gaat hij proberen om wat te slapen.

Timo wordt wakker en denkt: ‘waar ben ik?’ O ja, hij moest naar het ziekenhuis. Hij kijkt om zich heen en ziet dat hij alleen op een kamer ligt. Dan komt er een dokter op hem af lopen en die zegt: ‘Ha Timo! Straks word je onderzocht om te kijken wat er nou aan de hand is.’ ‘Oké.’ zegt Timo zacht. ‘Tot straks!’ Timo draait zich om en probeert nog wat te slapen.

Als hij even later wakker wordt, merkt hij dat het bezoekuur is! Zijn vader zal toch ook wel komen? O, gelukkig, daar is hij. ‘Ha, die Timo, hoe gaat tie?’ groet vader vriendelijk. ‘Hallo pa, goed hoor!’ ‘Volgens mij jok je nu wel een beetje, of niet? Je ziet er zo moe uit!’ ‘Ik blijf niet te lang hoor!’ zegt vader bezorgd. En zo praten ze nog even met elkaar. Na een poosje zegt vader tegen Timo dat hij nu echt moet gaan en dat hij nog even bij de jongen op de kamer naast hem langsgaat. Want toen ik hier naartoe kwam, deed ik de verkeerde deur open en toen zag ik dat die arme jongen helemaal geen bezoek had. Hij keek zo verdrietig.’ ‘O, dat is goed pa, zegt Timo moe, ‘Dag Timo, hou je taai!’ zegt vader en geeft Timo nog een knipoog.

 Dan gaat hij nog even langs bij de jongen die 17 jaar is en Alex blijkt te heten. ‘Ha kerel! Mag ik even bij je langskomen?’ ‘Eh ja zeker, maarre…kent u mij dan? Antwoordt de jongen verbaasd. ‘Nee, dat niet, maar ik zag dat je geen bezoek had, dus daarom kom im even bij je langs.’ zegt vader. ‘Mijn zoon ligt hiernaast en ik ga wel vaker op ziekenbezoek, omdat ik dominee ben. Hoe gaat het met je?’ ‘Ik mag over 6 dagen naar huis’ zegt Alex. O, wat fijn, dat je dan naar huis mag! En wat zei je? Over 6 dagen? Maar dan is het Kerstfeest!’ ‘Kerstfeest? Wat is dat?’  ‘Weet je wat van de Bijbel af, Alex?’ ‘Ik heb er wel eens over gehoord, maar als ik eerlijk ben heb ik me er verder niet in verdiept.’ zegt hij met rode blosjes op zijn wangen. ‘Wacht es,’ zegt vader, ‘zal ik vanmiddag hierheen komen? Dan vertel ik je wat over de Bijbel en neem ik er een mee.’ ‘Ja, dat is goed.’ knikt Alex. ‘Tot straks!’

Die avond knoopt dominee De Jong nog snel even zijn stropdas voordat hij naar Alex gaat. Dan stapt hij op zijn fiets en rijdt weg. Even later loopt hij door de gangen van het ziekenhuis. Hij denkt aan de Bijbel die in zijn binnenzak zit. Hij heeft er een meegenomen die hij eventueel weg kan geven. Hij klopt aan bij de deur waar Alex ligt. ‘Binnen!’ hoort hij zacht. Hij doet de deur open en doet hem weer zachtjes achter hem dicht. ‘Hallo meneer De Jong!’ ‘Dag Alex! ‘Ga maar op die stoel zitten daar.’ wijst Alex. Dominee de Jong gaat zitten.

‘Je hebt weleens van de Bijbel gehoord toch?’

‘Ja dat klopt.’

‘Wat weet je er dan van?’

‘Nou, mijn opa en oma waren christelijk en die vertelden mij er weleens over, volgens mij over iemand die Jezus heet, die gestorven was en toch opgestaan is’. Eigenlijk heel bijzonder, dat kan toch eigenlijk niet?

‘Dat klopt helemaal. Zal ik je dat verhaal vertellen?’

‘Het lijkt mij wel mooi, dus doe dat maar.’

Terwijl de dominee het verhaal vertelt, wordt Timo naar de onderzoekstafel gereden. ‘Zo, Timo, kan je daar zelf op klimmen?’ Timo klimt op de tafel en moet gaan liggen. Dan moeten alle mensen die er niet bij hoeven te zijn, weggaan. ‘Zo, Timo, nu ga je echt onderzocht worden! Een narcose is bij dit niet nodig, dus als het pijn doet moet je gewoon een schreeuw geven oké?’ ‘Dat is goed.’ lacht Timo zenuwachtig. ‘Doe maar lekker je ogen dicht en denk aan leuke dingen.’ Timo doet zijn ogen dicht en denkt aan vader, moeder en zijn zus Julia. Dan dommelt hij van moeheid op de harde onderzoekstafel in slaap, zo moe is hij.

Als de dominee het hele verhaal heeft verteld, merkt hij dat Alex ervan onder de indruk is. Daar is hij blij om. ‘En? Wat vond je ervan?’

‘Wel mooi! Staan er allemaal van zulke verhalen in die Bijbel van jullie?’

‘Er staan ook wel van die verhalen in de Bijbel, maar er staat ook bijvoorbeeld in dat je aan het reizen bent naar de berg Sion. Ken je misschien de Christen of de Christinnereis?’

‘Nee, daar heb ik nog nooit van gehoord.’

‘Daarin heeft John Bunyan heel boeiend geschreven hoe Christen alleen en Christinne met haar kinderen de weg naar de hemelstad hebben gevolgd. Dat was heel moeilijk voor hen. Zou je die boeken misschien van mij willen lenen?’

‘Als dat kan lijkt dat me heel fijn!’

‘Ik moet nu weg, maar ik heb ook nog iets anders voor je mee.’ Hij haalt de Bijbel uit zijn binnenzak.

‘Asjeblieft Alex, ik hoop dat je er veel in zult lezen. De Christen en de Christinnereis mag je lenen, maar deze Bijbel mag je houden.’

‘Hartelijk bedankt dominee, natuurlijk ga ik er veel in lezen! Het lijkt mij heel interessant, maarre, ik heb nog een vraag: Wat is nou Kerst?

‘O, wat dom. Ik was hierheen gekomen om dat te vertellen en nu ben ik dat vergeten! Zal ik dat de volgende keer dan maar doen?’

‘De volgende keer? Wilt u nog een keer komen dan? Ik vind het wel goed, maar ik weet niet of het voor u ook uitkomt?

‘Ja hoor, ik mag dan wel een volle agenda hebben als dominee, maar een paar keer naar jou toe kan ik wel missen hoor!’

‘Nou, hartelijk bedankt voor de Bijbel, ik ga er veel in lezen.’

‘Tot de volgende keer!’

‘Ja, tot ziens!’

Even later zit de dominee weer op de fiets naar huis. Het regent en hij heeft tegenwind, maar daar let hij nu niet op. Hij denkt terug aan de fijne middag die hij gehad heeft bij Alex. Hij is vastbesloten om nog een keer te gaan. Helemaal nat komt hij thuis. ‘Hallo, ‘begroet zijn vrouw hem. ‘Een fijne middag gehad?’ ‘Heel fijn. Ik heb Alex een Bijbel gegeven en ik heb hem beloofd dat hij de Christen en de Christinnereis mag lezen.’ ‘Wat fijn! Je hebt er zeker helemaal niet bij stilgestaan dat Timo vanmiddag wordt onderzocht?’ vraagt moeder lachend. ‘Wat erg! Ik was er ook zo vol van dat Alex Gods Woord mooi vindt!’ ‘Het geeft niet hoor! Ik heb in ieder geval wel aan hem gedacht.’ ‘Ik ben benieuwd!’ zegt vader. ‘Krijgen we een telefoontje als het onderzoek klaar is?’ Precies op dat moment gaat de telefoon. ‘Ja dus…’

Moeder is druk met de dokter aan het bellen als Alex, nog steeds diep onder de indruk van het verhaal van de dominee, in zijn Bijbel aan het bladeren is. Hij slaat precies open bij het verhaal van koningin Esther en koning Ahasveros en is er diep van onder de indruk, net als bij het andere verhaal. Hij is benieuwd wat Kerst betekent.

Als het de volgende dag bezoekuur is, komt deze keer de moeder van Timo, bij Timo op bezoek. ‘Ha mam!’ ‘Hé Timmie!’ Sinds wanneer gebruikt ze het koosnaampje van vroeger weer? ‘Hoe gaat het?’ ‘O, volgens mij wel goed hoor!’ ‘Je bent onderzocht, hé?’ ‘Ja, ik weet nu dat ik astma heb, maar ze gaan nog verder onderzoeken of er soms nog meer aan de hand is.’ ‘ja, de dokter vetelde het,’ zegt moeder. Dan zul je waarschijnlijk ook niet in de kerk kunnen zijn bij het Kerstfeest.’ ‘Nee, dat klopt, maar misschien kan ik het wel volgen via de scanner ofzo.’ ‘We kijken wel even. Zeg mam, wat heeft pap nog bij die jongen in het kamertje naast mij gedaan?’ ‘O, bij Alex? Ze hebben gistermiddag  een heel fijn gesprek gehad over het geloof, papa heeft hem een Bijbel gegeven.’ ‘O, dat is dan fijn!’ ‘Ja he, maar ik moet nu weer weg, want ik moet namens pap nog wat tegen hem zeggen, en straks is het bezoekuur al voorbij.’ ‘Moeder geeft Timo een dikke kus en strijkt hem over zijn haren. Dag Timo, tot morgen! Daaag Ma, doei! Tot de volgende keer!’

Moeder loopt naar het kamertje waar Alex ligt, naast Timo’s kamer en klopt daar aan. ‘Binnen!’ hoort ze zachtjes. Ze doet zachtjes de deur open en loopt naar Alex toe. Ze zegt: ‘Ha Alex! Ik ben mevrouw De Jong, de vrouw van de dominee. Ik moest van mijn man tegen je zeggen dat hij vanavond kan komen om over kerstfeest te praten. Kan dat voor jou?’ ‘Hallo mevrouw, uw man heeft het al over u gehad. Natuurlijk kan hij vanavond komen! Graag zelfs!’ ‘Ja? Oké dat is dan fijn. Dag hoor!’ ‘Tot de volgende keer, mevrouw!’

Die avond gaat de dominee weer naar Alex en vertelt hem over het Kerstfeest. Timo, die in de kamer daarnaast ligt, hoort de zware stem van zijn vader. Hij kan ze net niet verstaan. Hij vindt het wel jammer dat hij niet naar het Kerstfeest kan, maar misschien weet vader een oplossing. In Alex z’n kamer vraagt de dominee hem net of hij misschien naar het Kerstfeest wil komen. Alex, die al lang over deze vraag heeft nagedacht zegt meteen ja. Hij zegt: ‘Ik mag toch precies die dag naar huis!’ ‘Heeft u geen familie?’ ‘Alleen een oom en tante, mijn ouders zijn vorig jaar verongelukt en vrie…’ Dan valt hij stil.  ‘Zou… zou u mijn vriend willen zijn?’ vraagt hij verlegen. ‘Natuurlijk wil ik uw vriend zijn maar het is nog veel belangrijker dat u de Heere leert kennen’. Ineens komt er een plan op in het hoofd van de dominee.
‘Het spijt me, Alex, maar ik moet nu echt gaan.’

Als vader even later thuiskomt, gaat hij eerst aan moeder vertellen wat er in zijn hoofd opgekomen is en even later belt hij al naar het ziekenhuis.

‘Goedenavond, met het ziekenhuis te Rotterdam, waarmee kan ik u van dienst zijn?’

‘Hallo, met dominee de Jong, ik ben de vader van Timo de Jong, en ik heb een vraag:
Graag zou ik op tweede kerstdag in de middag een kerstverhaal willen vertellen voor de mensen die dat willen horen op de afdeling van Timo. Zou dat mogen?

‘Dat moet wel lukken, meneer de Jong’

‘Wat fijn! Bedankt!

En dan is het Kerst, tweede kerstdag breekt aan. Nadat dominee de Jong in zijn gemeente gepreekt heeft gaat hij ‘s middags naar het ziekenhuis. De moeder van Timo gaat natuurlijk ook mee.
De vader van Timo vertelt voor verschillende mensen van de afdeling van Timo het Kerstverhaal.
Er wordt aandachtig geluisterd. Soms loopt er iemand weg of komt er iemand meeluisteren, maar dat mag in het ziekenhuis. Het is nu geen kerkdienst. Na de vertelling van vader mogen de mensen vragen stellen. Er worden allerlei vragen gesteld, ook een moeilijke vraag. Eén van de mensen vraagt ‘Als God nu zo goed is dat hij Zijn Zoon gegeven heeft waarom is er dan zoveel ziekte in de wereld? Waarom is er dan corona? Dan wordt het stil. Welk antwoord zou dominee de Jong geven? Timo vindt het ook best spannend. Zelf denkt hij hier ook wel eens aan. Dan verbreekt dominee de Jong de stilte. ‘Adam en Eva, die leefden in het paradijs, hadden de eerste zonden gedaan, door van de verboden boom te eten. Maar je moet niet denken dat wij beter zijn dan hen, want wij doen nu nog veel zonden. God vertoornt zich daarover. Denk je niet dat God die zonden moet straffen?’

Even later loopt Timo samen met zijn vader en moeder door de gang van het ziekenhuis. Alex heeft vanmiddag ook geluisterd en diep onder de indruk loopt hij met hen mee. Vader vraagt aan Alex: ‘Alex, wat vind je er nou van?’ ‘Ik ben heel blij dat ik jullie heb leren kennen en ik ben vastbesloten dat ik me meer in Gods Woord ga verdiepen. Ik ga dit nooit meer vergeten!’