Een lichtpuntje aan de heldere hemel

Een lichtpuntje aan de heldere hemel

Mama…, hoelang nog? Ik heb het zo koud! Jammerend kijkt het zusje van Rayan haar moeder aan. Die zucht… Noor, ik weet het ook allemaal niet, we dobberen ook al zo lang rond op deze eindeloze zee. Rayan, Noor, hun kleine broertje Zafir en hun ouders, zijn gevlucht. Gevlucht uit hun vaderland: Syrië.

Langzaam dwalen Rayans gedachten terug, terug in de tijd. Hun tante Myriam, de zus van moeder die bij hun inwoonde, was een lieve, gastvrije vrouw. Maar toen ze een jaar geleden stierf, werd het leven anders. Ze moesten vluchten, vluchten voor de oorlog. De oorlog die hun land, Syrië, vernielt en platgelegt had. Zijn ouders hadden toen besloten om te vluchten. Toen Rayan dit bericht hoorde was hij heel er geschrokken. Want vluchtten betekende ook afscheid nemen van opa en oma en van zijn beste vriend Adil en van meester Sahin. Rayan had gehoopt dat hij wakker zou worden uit een boze droom, toen hij dit bericht gehoord had. Maar nee het was de werkelijkheid waar hij nu midden in zit…

En nu, nu zitten ze met heel veel mensen in een, ja….kun je het een boot noemen?! Nee eigenlijk niet het is een rubberbootje. Aan de rand zitten sterke mannen, waaronder ook papa. In het midden zitten de vrouwen met de baby’s en de kleine kinderen. De wat oudere kinderen in de rand daar buiten. Rayan kijkt om zich heen. Naast hem zit een wat oudere jongen en aan de andere kant van hem een heel iets jonger meisje dan hijzelf. Allemaal kijken ze bedrukt. Allemaal zitten ze vol spanning. Niemand weet of ze ooit Turkije zullen halen. Niemand?!

Plotseling denkt Rayan eraan dat het bijna kerst is. Vorig jaar had de dominee in de kerk gepreekt over Jezus. Hij was naar de aarde gekomen. Hij was het Licht der wereld. Hij maakte je hart licht. Nou Rayans hart is donker, erg donker! Hij is bang! Wat zal er allemaal nog gaan gebeuren? Zal hij dit weleens overleven? Bij deze gedachten krijgt hij een rilling, daarom probeert hij de gedachten weg te duwen door snel aan wat anders te denken.

Een kwartier later is er nog steeds geen land in zicht. Mensen beginnen ongeduldig te worden en gaan staan. Dat moesten ze niet doen, want de mannen die op de rand zitten hadden hier niet op gerekend. Sommigen kunnen zich nog net vastklampen aan de rand, anderen niet meer… Tot zijn grote schrik hoort Rayan ijzige gillen en doffe plonzen! Zijn hart begint sneller te kloppen, die plonzen betekenen namelijk dat er mensen in het water vallen! Met angstige ogen ziet hij ook papa van de boot afvallen. Mama ziet het ook en begint te roepen: Omar, Omar! Zafir die op haar arm ligt begint te huilen. Heel voorzichtig kruipt Rayan naar de rand van de rubberboot, naar de plaats waar papa het water in gevallen was. Hij kijkt naar het donkere water en denkt weer aan Jezus die het licht der wereld is, maar nog steeds is het donker in zijn hart. Hij kijkt of hij ergens in het donkere water papa kan ontdekken. Gelukkig kan papa zwemmen denkt Rayan. Maar tot zijn grote schrik ziet hij geen papa! Hij begint te roepen: papa, papa! waar ben je? Tranen schieten in zijn ogen, als hij geen antwoord hoort. Nog een keer roept hij: papa, papa! Dan in een keer komt er een hoofd boven water…. papa, papa! Nu gaat Rayan heel hard roepen. Papa ziet hem, hij probeert naar het bootje te zwemmen, maar Rayan ziet dat het hem moeite kost. Aan de andere kant van de boot worden twee mannen het water uitgetrokken waardoor de boot weer gevaarlijk gaat wiebelen. Rayan heeft niks door, maar dan opeens een schok… twee mannen zijn in de boot getrokken. Maar door deze onverwachtse schok kan Rayan zijn evenwicht niet meer bewaren en komt hij met een plons in het water terecht. Doodsbang, begint hij te roepen: Help! Help! Hij probeert zich boven water te houden. Maar het lukt hem amper. In zijn hart voelt hij grote angst en weer klinkt de tekst in zijn hoofd: Jezus is het Licht der wereld. In zijn hart bid hij: Oh HEERE bewaar mij, wilt u het licht maken in mijn hart?
Dan voelt hij twee handen die hem onder zijn oksels vastpakken, het is…. papa! Kom op Rayan hou vol! Bijna alle mensen die in het water zijn gevallen zijn weer de boot ingetrokken maar aan de andere kant vallen daardoor weer mensen uit het bootje. Het duurt steeds langer. Rayan begint zich uitgeput te voelen, de greep van papa word ook slapper. En voor zijn gevoel raken ze steeds verder van de boot af. Hij denkt dat hij wegzakt maar dan plotseling, een plons. Hij doet zijn ogen moeizaam weer open, om hem en papa ligt een, een reddingsboei! Eindelijk… ze zijn gered, uit dat koude water. Hij heeft er een kwartier in gelegen, maar voor zijn gevoel duurde het wel een uur. Hijgend kruipt hij het kleine bootje op. Dan zakt hij neer. Hij is moe, verschrikkelijk moe. Dan weet hij niks meer.

Het is een uur later. Rayan is weer bijgekomen. Maar nog steeds is er geen land in zicht geweest. Noor klaagt: mama ik heb zo’n dorst hebt u echt geen water voor mij? Verdrietig schud moeder haar hoofd, nee echt niet Noor, alles is op. Alles? Ja echt alles! Verdrietig kijkt Noor weer voor haar uit. Haar ogen zijn hol. Het is ook niet gek. Sinds ze uit Syrië gevlucht zijn. Slaapt vooral Noor weinig. Ze is nog maar acht, maar al een zeer wijs meisje. Alles wat ze ziet neemt ze grondig in zich op. Ze heeft  erg heftige dingen gezien. Daar kan ze niet van slapen.

Plotseling word Rayan opgeschrokken uit zijn gedachten. Een man die hij niet kent begint te roepen. Land! Er is land in zicht! Alle mensen bewegen hun hoofd in de richting waar de man heen wijst. En inderdaad, in de verte steekt een stukje land boven de zee uit. Land, eindelijk is er land in zicht! Er begint een lichtpuntje in Rayans hart te gloeien, zouden ze dan toch nog gered kunnen worden? De mannen beginnen nu fanatiek te roeien, richting het land. Waarschijnlijk is het Turkije denkt Rayan, het doel ook van deze bootreis. Hoelang hebben ze eigenlijk op deze boot gezeten? Hij weet het niet. Misschien wel tien uur lang. Langzaam maar zeker beweegt het rubberbootje volgepakt met vluchtelingen zich voort op de rustige zee. Langzaam komen ze vooruit. Heel langzaam. Weet je, zegt een vrouw, we moeten om hulp roepen! Misschien komt er wel een kustwacht om ons te helpen. De meesten zijn het met haar eens. Een man naast Rayan telt af. 3…2…1: Help! Help! Zelfs de kleine kinderen beginnen hart te schreeuwen. En nog een keer! Naar een kwartier lang roepen is er nog niks te zien van hulp. Nog een keer roepen mensen! Roept de man naast Rayan. En weer begint iedereen de schreeuwen: Help, help! Dan ineens zien ze heel in de verte een boot aankomen. Weer gloeit er een lichtje in Rayans hart. Zou dat de kustwacht zijn?

Twintig minuten later manoeuvreert de grote boot naast het kleine rubberbootje. En ja hoor inderdaad, Het is de kustwacht! Mensen gaan weer opgewonden doen, de boot begint te wiebelen en weer vallen er mensen in het water. Gelukkig zit papa nu niet meer op de rand! Mama drukt Zafir tegen zich aan. Een man die waarschijnlijk de stuurman moet zijn begint boos te schreeuwen: ga dan ook niet zo hart springen in die boot. Een andere man gooit reddingsboeien uit. De mensen in het water maken daar dankbaar gebruik van. Langzaam vaart de boot richting de kust. Zouden ze dan toch aankomen op hun bestemming, Nederland?

Het is nacht. Rayan kan maar niet slapen op het dunne matje op de koude grond. Waarom moeten ze nu buiten slapen? hij had zo gehoopt dat ze verder mochten reizen maar ze werden tegengehouden door boze mensen. En nu? Nu liggen ze daar zomaar op straat! Weer voelt Rayan de boosheid in zijn hart opkomen. Maar gelijk daarna ook de onmacht. En weer komt de tekst op in zijn gedachten: Jezus is het Licht der wereld! Over twee weken is het al kerst. Wat voor een kerst zou het worden? Zouden ze met kerstnacht ook op straat liggen? Of zouden ze dan al in Nederland zijn? Dat laatste is eigenlijk niet te geloven. Weer draait Rayan zich op zijn andere zij. Hij denkt aan de kerst van vorig jaar. Dat was zo fijn geweest. Opa en oma waren gekomen, tante Myriam had zoet brood met dadels gebakken. Het smaakte zo heerlijk! Dadels…. als hij er aan denkt proeft hij weer de heerlijke smaak op zijn tong. Het water loopt hem weer in de mond.  Verder gaan zijn gedachten weer. Totdat hij eindelijk naar lang woelen in een diepe slaap valt. Rayan slaapt nog als hij plotseling wakker word geschud. Boven zijn hoofd ziet hij het hoofd van zijn moeder. He he zucht die, eindelijk je bent wakker, hoe kun jij toch zo heerlijk slapen op deze harde grond? Rayan haalt zijn schouders op eerst lukte het mij ook niet, maar toen viel ik toch in slaap. Wees er blij mee, zucht zijn moeder. Ik heb amper geslapen. Ze zucht. Maar dan valt er een glimlach over haar gezicht. Ik heb gelukkig ook goed nieuws! Zegt ze dan. We mogen mee met een bus die ons verder brengt naar Bulgarije en dan willen we vanuit Bulgarije naar Roemenië en dan naar Hongarije  en dan via Oostenrijk en Duitsland naar Nederland. Maar Rayan, zoals je hoort is het is nog een lange reis. We moeten afwachten hoe het allemaal loopt. Kom, pak nu maar je spullen.  Papa is al met buskaartjes bezig.

Een half uur later zitten ze in de bus. De bus is redelijk vol. Naast Rayan zit zijn vader. Rayan stoot zijn vader aan. Pap, vraagt hij, moet u ook zo vaak aan de kerstpreek van vorig jaar denken? Vader kijkt hem vragend aan. Waarom vraag je dat? Nou gewoon, ik moet er namelijk wel zo vaak aan denken: dat Jezus het Licht der wereld is. Zijn vader knikt. Rayan vertelt verder dat het nu zo vaak donker is in zijn hart en dat hij soms toch wel een lichtpuntje voelt. Bijvoorbeeld toen ze gered werden door de kustwacht van Turkije. Zijn vader knikt: ja Rayan het is inderdaad moeilijk om te moeten vluchten. Mama en ik hebben ook een hele poos samen overlegt of we het nou wel of niet zouden doen. En uiteindelijk hebben we er dus voor gekozen om het wel te doen. Dan is het weer even stil tussen beiden.

Pap, vraagt Rayan dan weer. Zijn vader knikt. Denkt u dat we met kerst in Nederland zijn? Zijn vader haalt zijn schouders op. Dat weet ik niet Rayan. Natuurlijk hopen we van wel. Dat zou wel heel fijn zijn! Rayan knikt. En waar moeten we dan heen als we in Nederland zijn? Ik denk naar een vluchtelingen opvang.

Een dag later kijkt Ryan met grote ogen om zich heen. Samen met zijn ouders, Noor en Zafir is Rayan met de bus in de hoofdstad van Bulgarije aangekomen. Vanuit daar willen ze naar Roemenië reizen. Zou het hen lukken Nederland te bereiken?

Het is een week later. Ze zitten in een busje die hen naar de grens van Nederland zal brengen. Ze hebben al een lange reis achter zich. En heel wat nachten hebben ze op straat doorgebracht. Soms was dat te doen, maar soms regende het ook een beetje. Dan lag Rayan te rillen onder zijn dunne dekentje. Nu is het over een week kerst. Ze zijn al vlak bij Nederland. Ze rijden door Duitsland het buurland van Nederland. De weg is een beetje hobbelig. Gelukkig hebben ze een gordel om waardoor ze niet tegen de voorstoelen botsen. Naast hem zit Noor, daarnaast zit papa en naast hem zit mama met Zafir op haar arm. Het kleine jongetje slaapt rustig. Hij is vast en zeker erg moe. Het is ook niet goed voor zo’n klein kind om al zo veel te moeten meemaken. Rayan kijkt weer uit het raam. Hij verveelt zich, hij kan niet veel doen. Hij heeft ook geen tekenblok of zo bij zich. Vroeger tekende hij graag. Zijn moeder hield vooral van de landschappen die hij tekende, die hing ze soms ook wel aan de muur. Of ze gaf ze weer aan hem terug en gaf hem aanwijzingen hoe hij de tekening misschien nog iets mooier en met meer details zou kunnen maken. Hopelijk hebben ze ook in Nederland papier en potlood. Dan kan hij daar weer mooie natuurlandschappen tekenen of portretten. Misschien kan mama ze daar ook wel aan de muur hangen.

Een halfuur later besluit Rayan een dutje te gaan doen. Misschien gaat de moeheid daar ook wel van over. Voorzichtig laat hij zich tegen de rugleuning zakken. En een poosje later valt hij in slaap om naar een paar uur later weer wakkergeschut te worden door zijn vader. Kom Rayan, zegt hij, we zijn bij de grens van Nederland! Rayan schrikt wakker. Nu al? Wat gaan we nu doen in Nederland vraagt hij. Laten we eerst maar een hotel gaan zoeken zegt zijn vader. Het begint namelijk al avond te worden en ik heb geen zin om vannacht weer op straat te moeten slapen. Rayan knikt, dat wil hij ook niet! Een halfuur later hebben ze een hotel gevonden. Eindelijk weer eens in een heerlijk schoon bed slapen zucht Rayans moeder, terwijl ze de deur van Rayan en Noors kamer opent. In de slaapkamer staat een stapelbed, een wastafel en een nachtkastje. Nou, prima kamer vinden jullie ook niet? Rayan en Noor knikken. Papa heeft inmiddels al de kleine Zafir ondergestopt in zijn bedje. Rayan en Noor kleden zich uit. Hè, hè, ik ben moe zegt Noor. Nou ga dan maar lekker slapen zegt haar moeder. Dan geeft ze hen allebei een nachtkus en loopt naar de slaapkamer waar zei, papa en Zafir slapen. Ik ben blij dat we in Nederland zijn zegt Noor fluisterend. Ik ook! Zegt Rayan. Dan vallen ze allebei in slaap.

Het is kerst. Rayan zit samen met zijn ouders, Noor en de kleine Zafir om de tafel te ontbijten. Ze hebben onderdak gekregen in een vluchtelingencentrum. Mama was blij geweest toen ze het onderkomen zag. Ik ben tot nu toe al blij dat we geld hebben en in Nederland zijn. Nu is het kerst. Rayan voelt zich blij vanbinnen. Er brand een lichtpuntje in zijn hart. Nu zijn ze in Nederland. Hier zullen ze misschien wel hun nieuwe leven opbouwen. Jezus, is het Licht der wereld klinkt het weer in zijn hoofd. Hij denkt weer terug aan de moeilijke reis. Aan de boot over zee. Aan de busreizen en het hotel.

Dan zegt zijn moeder ineens tegen hem: Rayan wat ben je stil! Oh, zegt Ryan, ik denk aan de reis. Zijn moeder knikt. Maar zegt Rayan dan: ik ben blij dat we in Nederland zijn gekomen. Ik ook zegt moeder! En nu mogen we samen kerstfeest vieren, zou het mogen zijn ook in ons hart! Rayan knikt. Moeder heeft gelijk. Kerst dat betekend dat Christus is gekomen. Jezus is het Licht der wereld. Hij bid: HEERE wilt u het ook Licht maken in mijn hart?