Een donkere, maar toch lichte Kerst

Een donkere, maar toch lichte Kerst

Opa Aart woont alleen in een klein huisje in een wijk waar niemand christen is. Zelf is hij ook niet gelovig. Hij ziet kerst als donkere dagen tegemoet, maar dat verandert.

Opa Aart gaat eens lekker onderuit zitten, eigenlijk is hij helemaal geen opa, maar hij wordt wel zo genoemd. Hij gaat een dutje doen. Buiten is het ijzig koud en bovendien ligt er sneeuw, dus kan hij niet naar buiten. Donkere dagen ziet hij voor zich. Het is over een aantal dagen wel kerst, maar hij ziet er niet naar uit. Dit jaar zal kerst nog eenzamer zijn dan andere jaren. Vorige kerst zat hij nog samen met zijn vrouw gezellig een spelletje te doen, of bakte ze oliebollen. Maar oma Betty is overleden. In maart kreeg ze het coronavirus. Ze werd opgenomen op de IC, maar het had geen nut. Nu zit opa Aart al lang alleen thuis. Hij kan nergens heen, het sneeuwt buiten. En hij is heel bang geworden voor het coronavirus.

Als opa Aart wakker wordt, en op de klok kijkt, is het half vier. Tijd voor koffie. Hij staat langzaam op uit zijn stoel en loopt naar de keuken. Hij zet de koffie en pakt een kaakje. Hij neemt de koffie en het kaakje mee. Hij drinkt langzaam zijn kopje koffie op. Dan pakt hij zijn boek weer, wat hij de afgelopen tijd heel vaak heeft gedaan. Hij is zo verdiept in zijn boek, dat het al kwart voor vijf is als hij weer op de klok kijkt. Hij kookt zijn eigen prakkie. ‘Wat zal ik gaan eten?’ vraagt hij zichzelf af. Hij loopt naar de kast. Hij pakt de laatste aardappels uit de zak. ‘O, ik kan wel gelijk een boodschappenlijstje maken.’ denkt opa Aart. Hij pakt een papiertje en schrijft Aardappels op. Hij kijkt naar buiten: het sneeuwt nog steeds, en er ligt nog een dik pak sneeuw. Maar hij zou toch moeten, want anders kan hij niks eten. Hij kijkt in de kast wat hij nog meer nodig heeft. ‘Ik neem gelijk een grote voorraad mee, dan hoef ik niet nog een keer.’ zegt hij in zichzelf. Zo wordt het een hele lijst. Dan gaat opa Aart koken. Hij schilt en wast de aardappelen, wast de bietjes en doet ze in een pan. Hij pakt ook nog een eitje uit de kast, en doet dat in een pannetje. De eitjes komen vers van de kippen van de buren. Elke maand, of soms al eerder, brengt de buurvrouw een paar bakjes eieren. Soms heeft ze ook nog een cake of iets anders lekkers voor hem gebakken. Opa Aart is daar altijd heel blij mee. Zelf is hij ook een gulle gever. Soms komt er weleens een kind langs de deur, die krijgt altijd snoep van opa Aart. Zo is hij ook aan zijn naam gekomen. Voor sommige kinderen is hij net als een opa: altijd mogen ze aanwippen voor een snoepje. ‘Maar rond kerst zullen ze wel niet komen’ denkt Opa. Hij zet het vuur niet hard, dan kan hij ondertussen nog even verder lezen. Maar veel kan hij niet lezen, want het eitje staat flink te borrelen. Opa hoort het en staat op uit zijn stoel. ‘Goeie grutjes! Die had zin in een bubbelbad!’ zegt hij, lachend om zijn eigen grapje. Hij kijkt even bij de aardappelen en de bieten. Hij roert en prikt hier en daar nog eens wat en gaat weer zitten. Hij pakt het fotolijstje wat op de kast staat vast. Een foto van zijn lieve Betty. Ongemerkt glijdt er een traan over de wang van de altijd stoere opa Aart. Hij mist haar. Was zij er nog maar! Dan had hij veel meer uitgezien naar kerst. Als het eten gaar is gaat hij aan tafel zitten en eet hij zijn prakkie op. Na het eten nog even lezen en dan naar bed, zo neemt hij zich voor. Over 2 dagen is het kerst. En morgenochtend gaat hij naar de winkel.

Als hij de volgende ochtend wakker wordt, en op zijn wekker kijkt is het 8.14 uur. De hoogste tijd om uit bed te gaan, vindt opa. In de badkamer kleed hij zich aan en wast hij zich. Dan loopt hij naar beneden. Als hij de gordijnen openschuift, ziet hij dat er nog steeds veel sneeuw ligt. ‘Nou ja, naar de winkel moet ik toch.’ denkt hij. Maar als hij goed kijkt ziet hij nog meer. ‘Een vrachtwagen? Die rijden hier bijna nooit door de straat.’ Hij kijkt eens goed wat er op de vrachtwagen staat. Maar daar heeft hij zijn leesbril voor nodig. ‘Verdraaid! Waar is dat ding gebleven!’ hij voelt nog eens in zijn zak… ‘Ja daar zit hij toch.’ ‘Jij zoekt ook altijd met je neus hé!’ zou zijn vrouw zeggen. ‘Maar goed, nu heb ik die leesbril, dus kan ik beter eerst naar die vrachtwagen kijken, voor die weg is.’ denkt opa Aart. Hij spant zich eens goed in: V-E-R-H-U-I-Z-E-N D-O-E J-E M-E-T O-N-S. Staat er op de vrachtwagen. ‘Zou het een verhuiswagen zijn?’ denkt hij. Dan schiet het hem ineens te binnen dat de nieuwe buren binnenkort zouden komen. Hij is eigenlijk wel benieuwd naar ze. ‘Maar die zullen vast wel even kennis komen maken, dan ziet hij ze dan wel.’ Als hij net zijn jas dicht wil ritsen om naar de winkel te gaan, gaat de bel. ‘Wie zullen we daar hebben?’ vraagt hij zich af. Hij doet de deur open. Dan ziet hij de buurvrouw staan met een bakje eieren en een grote tulband in haar hand. ‘Ha Aart!’ ‘Dag Linda!’ ‘Fijne kerst!’ Dan ziet ze dat Aart zijn jas en schoenen aan heeft. ‘Waar wil je heen?’ ‘Naar de winkel!’ antwoord Aart. ‘Dat wil je toch niet zelf doen?’ ‘Uhm, nou eigenlijk wel.’ ‘Je weet toch dat ik dat ik dat altijd wel wil doen voor je! Geef je boodschappenlijstje maar, dan doe ik zo de boodschappen. Zal ik zo een bakkie mee doen? Of komt dat niet uit?’ ‘Nou, heel hartelijk bedankt! Natuurlijk kan je zo een bakkie mee doen! Hier is het boodschappenlijstje.’ ‘Tot zo!’ Opa Aart zwaait haar nog na. ‘Wat is het toch fijn om zo een buurvrouw te hebben! Dat ze voor zo een oude taart moeite doet! Zelf is ze 50 jaar jonger dan opa Aart, die al in de 80 is.’ Hij trekt zijn jas en schoenen uit en hij zet de eieren in de kast. Hij zet de tulband op het aanrecht en snijdt er twee grote plakken vanaf. Hij zet koffie en kookt water. Met twee kopjes in zijn hand en twee plakken keek loopt hij naar de zithoek. Een poosje later wordt er weer aangebeld. Het is Linda weer met boodschappentassen die bomvol zitten. Ze komt zitten en drinkt gezellig een kopje thee met hem mee. Ze praten gezellig, tot Linda zegt: ‘ik zal even helpen om de tassen uit te pakken’. Opa Aart is verbaasd als hij in de tassen kijkt. Hij ziet een kerststol, ijstaartje, een stukje biefstuk en nog meer lekkere dingen. ‘Nee maar! Hoe kan ik je bedanken?’ ‘Niet, ik doe het graag voor je hoor!’ Opa is heel blij met de lekkere dingen. Met een blij gevoel laat hij Linda de deur uit. Hij zit nog maar net op de bank als de bel weer gaat. ‘Wie zou dat nou weer zijn?’ vraagt hij zich af, terwijl hij naar de deur loopt. Als hij de deur opendoet ziet hij een vrouw en man van een jaar of dertig staan. ‘Hallo, wij zijn de nieuwe buren. Ik heet Maud, en dat is mijn man Patrick. Wij zijn hier vanochtend gekomen en we dachten, laten we vast een beetje kennismaken met de buren.’ ‘Hallo! Ik heet Aart. Kom binnen! Dan kunnen we wat beter kennismaken.’ Zo zitten ze samen in de woonkamer. Ze praten over koetjes en kalfjes. Tot de buurvrouw zegt: ‘Kom Pat wij gaan weer naar huis, ik moet gaan koken.’ ‘Het was erg gezellig! Komen jullie binnenkort om de koffie? Zondag? Of komt dat niet uit voor jullie op kerst?’ De buurvrouw kijkt eens naar Patrick, die knikt haar toe. ‘Nee dat komt niet zo goed uit, want wij gaan op zondag altijd naar de kerk. Wij zijn christenen.’ Opa Aart verontschuldigt zich snel voor het aanbod. Maar dan zegt Patrick: ‘U kunt zondag wel met ons mee naar de kerk het is onze beurt, als u dat wilt natuurlijk, en daarna bij ons om de koffie komen, dan kunt u voor het eten weer naar huis. ‘Graag, als dat mag!’ Zo spreken ze af en vertellen Maud en Patrick wat over hun geloof. En op kerst gaat opa Aart mee met Maud en Patrick. De dominee preekt expres wat eenvoudiger. De kerntekst is Lukas 2: 12, waar staat: En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe. Opa Aart verwondert zich over deze God. Die zelf Kind werd, om mensen te redden! Ook het gedicht dat de dominee aanhaalt grijpt hem aan:

Weet je wel waarom de Heere Jezus
werd geboren in een stal?
Opdat niemand op de aarde
zeggen of zelfs denken zou:

‘Voor mij is Hij niet gekomen,
ik ben veel te arm voor Hem.’
Daarom werd de Heere Jezus
Geboren in een stal in Bethlehem.

Weet je wel waarom de Heere Jezus
kwam als kind in Bethlehem?
Opdat niemand ooit kan denken:
‘Ik ben veel te klein voor hem.’

Weet je wel waarom de Heere Jezus
daalde van des hemels troon?
Omdat God ons lief had,
dat Hij gaf Zijn eigen Zoon.

Zodat wij in Hem gelovend,
niet verloren zouden gaan.
Maar voor eeuwig bij Hem leven,
daarom wilde Jezus gaan.

Hij voelt in zijn hart dat deze God echt bestaat. Hij voelt dat hij verloren gaat als hij deze God niet zoekt. Hij denkt aan zijn lieve Betty, die verloren is gegaan. Maar er is genade, ook voor hem. Maud, die af en toe opzij kijkt ziet dat de tekst en het gedicht hem aangrijpen. Ze ziet ook dat Aart moeite doet om zijn tranen tegen te houden. ‘Wat moet die man het moeilijk hebben gehad! Het gemis van zijn vrouw heeft hij alleen moeten verwerken.’ Denkt ze in zichzelf. Als ze samen de kerk uitlopen, gaan ze koffiedrinken. Ze praten wat na over de preek, en beantwoorden vragen van opa Aart. Als hij weer opstaat om te gaan koken is het al kwart voor vijf. Maud loopt snel naar de keuken, en pakt iets. Het is een kerstkaart, met de kerntekst van de preek erop. En in de kerstkaart zit het gedicht geplakt. Ze heeft het snel uitgeprint na de kerkdienst. Opa Aart is er heel blij mee. Maar hij krijgt nog iets. Het zit ingepakt in mooi papier. Als hij het voorzichtig uitpakt ziet hij een bijbeltje, en een boek, dat helpt om de bijbel te begrijpen. Hij is er heel erg van onder de indruk, dat vreemde mensen zoiets voor hem kochten! ‘We zagen dat het je interesseerde, en we hebben gisteren nog een bijbeltje voor je gekocht.’ Verteld Maud. Blij gaat opa Aart naar huis. Hij legt het bijbeltje voorzichtig op tafel, en geeft de kaart een mooie plek. Dan gaat hij koken. Niet een dagelijks prakje, maar een heerlijk biefstukje, met aardappelblokjes en een glaasje verse sinaasappelsap. Hij geniet er zeker van, maar vanbinnen is hij nog blijer. Hij kent de ware God. Misschien is hij nog niet bekeerd, maar hij weet nu dat er een levende God is! En hij zal naar Hem zoeken. Maud heeft gezegd dat er in de bijbel staat: Wie zoekt, die vindt. Dat geeft hem moed.

De volgende dag, als hij weer in zijn stoel zit om een dutje te doen, denkt hij terug aan gisteren. Kerst zag hij als donkere dagen tegemoet, dat was buiten wel zo, maar binnenin Aart niet. Het zal de bijzonderste kerst in zijn hele leven zijn. Zo was het een donkere, maar toch lichte kerst!