De vlucht

De vlucht

In Afrika woont Klaas Dokter. Hij krijgt bericht dat Boko Haram zijn  dorpje  gaat aanvallen. Direct waarschuwt hij zijn plaatsgenoten. Met elkaar rennen ze het plaatselijke bos in. Gegil van mensen die in paniek zijn, klinkt in diepe oerwoud. ‘Ssst!’, is het enige wat Klaas uit kan brengen.

Het is dicht begroeid met lianenbomen, bamboe en struiken. Motorgeronk van vier jeeps werpen flinke stofwolken omhoog. Met volle vaart rijden ze naar het dorpje. Meteen worden belangrijke wegen afgesloten.

Helaas is maar één klein VW transport busje waar de gevluchte met z’n tienen inkruipen . Hij start de motor en direct pruttelt deze zachtjes. Hij trapt het pedaal helemaal in. Heel in verte is het plaatselijke vliegveld. Met volle vaart rijden ze ernaartoe, zand ophoog werpend.

Met woeste gebaren en kreten wordt: ‘Wij zijn op de vlucht!’, verstaanbaar gemaakt. De piloot springt overeind en wijst naar het vliegtuig. Ogenblikkelijk wordt er ingestapt. Amper een halve minuut later komen de jeeps eraan. De motor van vliegtuig  wordt gestart, en de bladen zwenken naar links. Met piepende remmen zijn de jeeps gearriveerd. Acht mannen springen eruit  en rennen naar het opstijgende vliegtuig. Ze stampen van drift, als ze het vliegtuig zien verdwijnen.

Intussen vliegen de gevluchte dorpelingen over het Amazone gebied. De piloot haalt wat acrobatische toeren met vleugels uit, om ijlings langs twee bergen te vliegen.  En verder gaat het, onder hen ligt een bergketen. Ik kan zien dat je brevet, niet van kokos bomen geleerd hebt. De piloot knikt bescheiden, maar ook van pure concentratie. Na tien minuten gevlogen te hebben. Beginnen ze te dalen. Ze landen bij het landelijke vliegveld. Gespannen kijken ze om zich heen. Twee militairen scannen alles af. Verderop staan beambten, die om legitimatie vragen. ‘Wij gaan dit eerst uitgebreid onderzoeken.’

Klaas heeft als arts heftige dingen mee gemaakt, en heeft zich voorbereid op wat kan gebeuren. Maar zijn medelanders worden de zenuwen te hoog gespannen, beginnen te trillen. Die van jouw is goed, maar die van die andere niet, is nep (dat laatste brult hij eruit). Hij piept snel militairen op, en direct komen ze en nemen de dorpsbewoners mee die moeten in een asiel gevangenis, sommige huilen.

Wij waren samen gevlucht,  gaat het door Klaas heen. Luid nemen familie van elkaar afscheid. De rustige Klaas wisselt in één keer zijn ontspannen gelaat om in nervositeit. Op de achtergrond hoort hij het erbarmelijke gehuil van zijn dorpsgenoten. Klaas gaat mee totdat de militair hen in de cel stopt, met klinkende klap valt de traliedeur dicht. ‘Omdat wij zien dat u een hulpverlener bent, mag u verder.’ Dankbaar en blij kijkt hij  hen  onderzoekend aan. Dan een laatste groet. Daarna vervolgt hij zijn weg- hij beseft dat hij vanaf nu alleen is. 

Enkele minuten daarna zit hij in het vliegtuig. Na een paar uur vliegen, is hij op Schiphol geland. Klaas krijgt een seintje. U mag asiel aanvragen bij de IND. Even later stapt Rechercheur van de Vreemdelingen Politie het kantoortje binnen. Wat is de reden dat u naar dit land bent gekomen? Klaas vertelt : ‘Ik ben dorpsarts. Onverwachts kwam Boko Haram. Gelukkig hadden anderen mij gewaarschuwd, daarna samen met de andere dorpsgenoten tot aan de Afrikaanse vliegveld gekomen, voor onderzoek werden zij gevangen gezet.’ De agent knikt. ‘En hoe is de vlucht gegaan?’ Klaas vertelt zijn hele vlucht.

Na gezondheid controle bivakkeert hij op het Asielzoekers Centrum. De volgende dagen krijgt hij  les in de Nederlandse taal. En hij is met anderen actief met schilderen en figuurzagen. Na twee maanden krijgt hij bericht van de AVID. Hij mag in het land verblijven. Direct stuurt Klaas een bericht naar een ziekenhuis. Een paar dagen later ontvangt hij een bericht: ‘Sorry, ons personeel heeft andere criteria in de opleiding. Dus moet u zich opnieuw bijscholen. Alleen in noodsituaties geven wij toestemming.’ Hij informeert bij een Kruidvat of er een vakkenvuller nodig is. Hij mag aan de slag. Hij zag in de Asielzoekers Centrum ‘Straatkrant’, daar krijgt hij mooi idee van. En zo, staat Klaas bij de supermarkt. Bij de ingang; dit wordt zijn vaste plek, om straatkranten te verkopen.

Gehaast lopen mensen af en aan de winkel in en uit. Minzaam wordt hij aangekeken. Uit de houding blijkt dat de meeste mensen een afschuw hebben. Gehaast lopen ze verder, om hun tassen te vullen, voordat alles op is. Er draait een auto de straat in, ’Ontmoeting’ staat er op de bus. De bestuurder stapt recht op de krantenverkoper af. In zijn hand heeft hij een thermoskan. Enthousiast  knikt straatkrantverkoper, ‘doe mij maar een bakkie’, groet hij. ‘Wij hebben een slaapplek voor jou.’ ‘Dat is gaaf man, ik heb zelf ook appartement gekregen lacht hij vriendelijk.’

Een gering aantal kranten had hij deze keer verkocht. Hij loopt de supermarkt in, voor wat versnaperingen. Schamper ziet  hij mensen hun schouders ophalen, en nee schudden. ‘Zie je, daar loopt de man van de kranten’, fluistert een stel dat snel achter een boodschappenrek verdwijnt.

Even later is hij  op weg. Buiten zijn de lantaarns aan, want het is donker geworden. Hij loopt, met stevige pas, naar een fietsviaduct. Hij ziet vanaf een afstand de auto van ‘Ontmoeting’ op het grasveld staan. En dat de chauffeur iemand aanspreekt. ‘Geef mij eens een deken!’, snauwt deze. ‘Ik kan u koffie aanbieden, en een slaapplek bij ons kantoor binnen.’ ‘Nee, daar moet ik niks van hebben.’ Klaas, die dit alles heeft gezien heeft, begint te sprinten. Plots reageert de man agressief, met krachtige slag wil hij slaan. Met katachtige sprongen rent Klaas naar voren. En pakt de onderarm beet van de belager en duwt deze naar binnen.

‘U hebt mij gered!’, zegt de man van Ontmoeting. ‘Tja, u was het die na al die jaren hielp, écht iemand die om mij gaf. Vriend, zo  is Kerst ook ontstaan.God gaf Zijn Zoon, omdat Hij écht om de wereld geeft. Ondanks dat de mensen onwillig waren, juist die zocht Hij op. Want alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem geloofd leve.’