De val in de sneeuw

De val in de sneeuw

“Wordt eens wakker, Lydia!” Lydia heeft geen zin om uit bed te komen. “Lydia, we gaan op vakantie!” Opeens is Lydia helemaal wakker. “Yes! We gaan op vakantie naar Oostenrijk”, flitst het door haar hoofd.

We pakken onzen tassen en gaan met de auto op weg naar Schiphol. Daar wacht het vliegtuig. Lydia’s tweelingzus Emma is ook zenuwachtig. Haar jongere zus Renske zegt: “Ik wil tussen de tweelingzussen in zitten.” Lydia en Emma geven elkaar een knipoog. “Nee ik wil tussen Lydia en Emma inzitten”, zegt Noa, de een na jongste van de vijf zussen. “Weet je, Noa, als we teruggaan, mag jij tussen ons in zitten.” “Yes. Yes.”

Als ze bij het vliegveld aankomen moeten ze hun passen laten zien. Ze komen gelukkig zonder problemen door het poortje.

Als het vliegtuig opstijgt, krijgen Emma en Lydia een heel raar gevoel in hun buik. Eenmaal in de lucht gaat het wel. “Wow, moet je al die sneeuw zien”, roept Renske als ze over de hoge toppen van de Alpen vliegen. “Dat is mooi!” zegt de tweeling te gelijk.

Het vliegtuig zet de landing in naar het vliegveld van Innsbruck. Beneden is alles wit. “Ik heb zo zin in kerst”, roept Noa als ze door de douane zijn. “Dan gaan we een kersboom neerzetten en dan krijgen we allemaal cadeautjes.” “Ja”, knikt ook Renske. “Kom”, roept vader, “we gaan naar ons huisje. Kijk daar staat de bus al.”

Helaas, ze zijn te laat: “Nee, nu rijdt hij net weg. Nu moeten we een halfuur wachten.” “Kom zullen we een spelletje spelen”, stelt Noa voor. “Ja”, stemt iedereen er mee in. Behalve de kleine Anna want die is lekker aan het slapen. De tijd vliegt om.

Daar komt de bus naar het mooie Mayernhofen aan. “Ja, we kunnen helemaal achterin zitten.” “Ik wil nu middenin roept Noa.” “Oké is goed”, zegt Lydia.

Als ze aangekomen zijn in het dorp waar ze verblijven, zien ze een mooi park. “Ik heb er zo veel zin in”, zegt Renske blij. In het huisje gaan ze gelijk naar de kamers kijken. Lydia en Emma willen samen een kamer hebben. Ze krijgen samen een stapelbed. Als ze alles hebben uitgepakt is het al negen uur s avonds. Ze zijn allemaal moe van de reis. Als Emma en Lydia eenmaal in bed liggen, kunnen ze nog niet gelijk slapen, ze praten na over de lange reis.

De volgende dag wordt Emma wakker. Waar ben ik, denk ze. Ja we zijn in Oostenrijk. “Lydia, ben je al wakker?” “Jaja!”, hoort ze zachtjes. Ze kijken samen uit het raam. Er is vannacht een dik pak sneeuw gevallen. Ze hebben zin om naar buiten te gaan. “Zullen we even naar de bakker gaan, dan kunnen we wat broodjes kopen?” “Ja dat is een goed idee.” Ze kleden zich warm aan en gaan op weg. Dat valt nog niet mee met die verse sneeuw. “Wat zullen we doen?” “We kunnen wel harde bolletjes kopen en croissantjes.” “Ja, dat is goed”, zegt Lydia.

Als ze naar huis lopen komen ze een meisje tegen. Ze stottert wat, maar ze horen ook Nederlandse woorden ertussen. Lydia vraagt: “Welke taal spreek jij?” Ze zegt: “Nederlands.” “Ha dat is grappig. Wij ook”, zegt Emma. “In welke vakantiehuisje woon jij?” “Ik woon in nummer zes.” “En jullie?” “Wij in nummer tien.” “Dat is leuk, bijna naast elkaar.” “Hoe heet jij?” vraagt Lydia. “Ik heet Fleur.” “Dat is een leuke naam!” zegt de tweeling te gelijk. “Zullen we nu maar gaan, want thuis wachten ze op de bolletjes en de croissantjes?” “Oké wij gaan, zullen we hier weer om tien uur staan dan kunnen we nog wat praten?” “Ja is goed”, zegt Fleur.

Als ze thuis komen gaan ze ontbijten. “Mama wij gaan om 10 uur naar Fleur” “Oké wie is dat?” Vraagt mama. “Dat is en meisje dat we net tegenkwamen.” “Ze spreekt ook Nederlands”, vult Lydia aan. “Oh wat leuk”, zeggen mama en papa tegelijk.

Om tien uur staan Emma, Lydia en Fleur op de afgesproken plek. “Wat grappig dat jullie tweeling zijn”, zegt Fleur. “Doen jullie veel samen?” vraagt ze nieuwsgierig. “Eigenlijk doen we bijna alles samen.” “Wat grappig. Hoe oud zijn jullie?” vraagt Fleur. “Ik ben elf”, antwoordt Emma. “En jij?” “Ik ben ook elf jaar.” “Wanneer zijn jullie hier aangekomen?” vraagt Fleur. “Gisteren. En jij?” vraagt Lydia. “Ik ook gisteren, en ik blijf hier twee weken.” “Wij ook”, zegt Lydia. “Met hoeveel kinderen zijn jullie thuis?” vraagt Fleur. “Wij zijn met ze zevenen thuis: Mijn ouders en dan zijn wij de oudsten en dan hebben we Noa die zeven jaar en dan Renske. Zij is vier jaar. En dan hebben we nog Anna. Zij is één jaar.” “En bij jullie?” vraagt Emma. “Wij zijn met ze zessen. Ik heb mij ouders en dan ben ik de oudste en dan krijg ik een broertje van acht en dan nog een broertje van vier en dan nog een zusje van twee.” “Komen jullie bij ons vakantiehuisje kijken?” “Ja, leuk!” zeggen Emma en Lydia. Ze hebben het koud gekregen. Binnen bij de kachel is het lekkerder. “Kom je daarna bij ons vakantiehuisje kijken?” “Ja, is goed”, antwoordt Fleur. Als ze bij haar geweest zijn, gaan ze nog naar het vakantiehuisje van Emma en Lydia. En dan is zo de dag weer voorbij.

De volgende dag gaan ze skiën in de bergen. De lucht is strak blauw. “Ik heb er echt zin in!”, zegt Emma. Ze brengen eerst Anna en Renske en Noa bij Fleur. Fleurs ouders zullen vandaag op ze passen. Fleur gaat ook mee. En dan gaan ze met fleur met de ouders van Emma en Lydia en Emma en Lydia skiën. Ze gaan eerst met de grote kabelbaan omhoog. Dan skiën ze rustig naar beneden. “Zullen we daar naartoe gaan? Dan klimmen we daar over de rotsen?”, roept een van de meiden. Papa en mama vinden het goed. “Kom, Lydia, we gaan samen van die berg af.” “Ja, dat is goed”, zegt Emma. Als ze beneden zijn gaan ze nog een keer omhoog en opnieuw schieten ze naar beneden. “Het is echt heel leuk!” roept Emma. “Kom we gaan nog een keer.”

Maar als ze van de berg afgaan, blijft Emma achter een steen haken en ze valt heel hard. Lydia die achter haar naar beneden zoefde heeft ook heel veel pijn. “Help! Help!” roept Emma. “Mijn buik. Het bloed helemaal.” Al snel komen er veel mensen aan gerend. Er wordt geroepen en gebeld. Met Emma gaat het helemaal niet goed. Ze ligt stil, met haar ogen dicht. En Lydia kan niet meer lopen. Als hun ouders komen, schrikken ze. Ze bellen de ambulance. Er komt een traumahelikopter. Het gaat met Emma helemaal niet goed. Ze ademt heel moeilijk. En Lydia heeft heel veel pijn. Het team van de traumahelikopter ziet als snel dat het niet goed gaat met Emma. De gewonden worden na de eerste hulpverlening in de helikopter gedragen. Vader en moeder en Fleur kunnen ook mee. Snel naar het ziekenhuis in Innsbruck.

Emma wordt gelijk meegenomen naar de operatiekamer. Als de dokters na een lange tijd terugkomen, kijken ze niet heel blij. Ze vertellen dat ze een poos hier moet blijven. Lydia, papa en mama vinden het heel erg. Lydia wordt ook onderzocht. Zij heeft ook erg veel pijn. Later zullen ze allebei naar Nederland worden overgebracht.

Vader zegt: “We gaan naar het vakantiehuisje en pakken al onzen spullen. Dan nemen we gelijk de kinderen mee en Fleur ook.”

Dan gaat het snel. Ze vliegen de volgende dag terug. Lydia en Emma gaat met een speciaal vliegtuig naar Nederland. Fleur blijft achter. Verdrietig en vol vragen.

Aangekomen in het Nederlandse ziekenhuis gaat Emma de onderzoekskamer in. En Lydia wordt meegenomen naar de gipskamer. Het noodgips wordt vervangen door echt gips.

Een poos later komen de ouders van Emma en Lydia binnen. De dokters vertellen dat ze allebei in het ziekenhuis moeten blijven. “En Lydia zal overmorgen aan haar been geopereerd worden. Een zware operatie. We hopen dat alles goed mag komen, maar we weten niet of we het been weer goed krijgen.” Het is wel fijn dat Lydia en Emma bij elkaar op de kamer mogen slapen.

De volgende dag gaat het met Lydia en Emma al een beetje beter. Lydia heeft nog steeds veel pijn en zal morgen geopereerd moeten worden. En bij Emma is de adem nog steeds erg onrustig.

Als ‘s avonds de zuster komt kijken of alles goed gaat met Emma en Lydia heeft ze iets in de handen. Een Boek. Lydia vraagt opeens: “Mevrouw wat heeft u in u handen?” “Een Bijbel”, antwoordt de zuster. “Waar gaat dat dan over?” vraagt Emma. De zuster zegt: “Het gaat over de Heere.” “Morgenochtend kom ik jullie er wel meer over vertellen. Maar nu gaan jullie lekker slapen, welterusten.” Ze praten nog even samen over de zuster, en het Boek na. Maar daarna zijn ze ook moe en gaan ze lekker slapen.

De volgende ochtend gaat het weer een stuk beter met Lydia en Emma. Ze kleden zich aan en Lydia is zenuwachtig, want vandaag wordt ze geopereerd, aan haar been. De zuster Marja komt nog controleren of alles goed gaat. Als ze dat denkt, komt precies de zuster van gisteravond binnen. Ze heeft het Boek weer bij zich. Ze pakt een stoel. En ze vraagt: aan de tweeling: “Weten jullie hoe dit Boek heet?” “Ja, ik heb er wel een keer van gehoord, volgens mij iets van Bijbel”, zegt Emma. “Ja, dat klopt. Dit is de Bijbel.” “En wat zouden jullie overmorgen gaan doen met Kerst?” “Wij krijgen dan cadeautjes en dan hebben we een kerstboom staan met allemaal lichtjes”, zegt Lydia.” “Dat moet je eigenlijk niet doen bij Kerst.” antwoord de zuster. “Weet je wat je moet doen bij Kerst?” “Nee”, antwoorden ze tegelijk. “Je moet er over nadenken, dat de Heere Jezus is geboren en in de kribbe is gelegd.” Dan is het even stil.

Opeens komt een broeder de kamer inlopen. “Ik wil graag Lydia meenemen voor de operatie”, zegt hij. Emma blijft achter, met de zuster. Ze heet Esther. “Doen jullie veel samen?”, vraagt ze meelevend. “Ja”, antwoordt ze. “We doen eigenlijk bijna alles samen. We zitten ook bij elkaar in de klas.” De zuster zegt: “”Je, moet ook samen de Heere zoeken.” “Wat is dat precies?” vraagt Emma. “Je moet bekeerd worden want als je sterft dan ga je de Heere ontmoeten en dan moet je bekeerd zijn. Want als je bekeerd ben dan mag je voor eeuwig bij Hem zijn.” Emma denkt terug aan de val in Oostenrijk. Toen was ik dus heel dicht bij de dood, denkt ze. De zuster zegt: “Ik ga weer, ik kom vanavond nog wel even terug.” “Doeg, tot vanavond.”

Als de zuster weg is, denkt Emma nog even na over wat ze hoorde. Wat zou ze graag een stukje uit de Bijbel willen lezen. Dat ga ik vanavond wel even vragen, denkt ze.

Dan hoort ze dat er hallo achter de deur wordt geroepen: “Kom maar binnen.” Vader en moeder. Wat fijn. “Is Lydia nog in de operatiekamer?” vragen ze. “Ik denk van wel”, zegt ze. “Hoe gaat het met jou?” vraagt vader bezorgd. “Het gaat wel goed, alleen mijn adem is nog onrustig en ik ben snel moe.”

“We hebben nog een cadeautje, voor je meegebracht!” Mama geeft het. Emma maakt het snel open. Het is een kleurboek. “Wat ben ik daar blij mee! Dank u wel!”

“Wil je deze straks aan Lydia geven?” vraagt mama. “Ja is goed.”

Als vader en moeder weg zijn, komt een poos later Lydia binnen. De been zit helemaal ingewikkeld in het gips. “Ha Lydia, hoe is het gegaan?” vraagt Emma. “Het is wel goed gegaan, maar heb nu wel veel pijn en ik ben heel moe.” “Dan ga je nu lekker slapen”, zegt Emma. “Ja is goed, welterusten.”

Als ze een poos later weer waker wordt, gaat het een stuk beter. “Papa en mama zijn nog geweest”, zegt Emma. “En ze hebben nog wat meegebracht.” “Echt! Wat leuk.” “Kijk eens hier.” Lydia maakt het snel open, en ziet het prachtige kleurboek. Wat is ze blij!

“Vanavond komt de zuster nog”, vertelt Emma. En dan vertelt ze het alles van het gesprek met de zuster.

Als de zuster ‘s avonds komt. Heeft ze iets bij haar. “Kijk dezen is voor jullie.” Het is een Bijbel en een kinderbijbel. “Wat zijn we daar blij mee!” zeggen ze in een koor. “Zullen jullie er veel uit lezen?” vraagt de zuster. “Ja, dat zullen we doen zuster.” “Zullen we dat nu ook doen?” vraagt Esther vriendelijk. “Zullen we over de Heere Jezus lezen dat hij geboren werd, daar denken we ook aan met kerst.” Als ze het stukje hebben gelezen, gaat de zuster weer weg. “Gaan nu maar lekker slapen.”

Als het kerst is komen vader en moeder. Zuster Esther is er ook. Esther vertelt over de betekenis van Kerst. Het raakt vader en moeder. Herinneringen aan hun jeugd komen weer boven. Het laat ze niet los.

Op de Kerstmorgen lezen ze een stukje uit de Bijbel. Over dat de Heere Jezus Die werd geboren. Als ze het hebben gelezen, kijken ze elkaar aan. Wat een mooi verhaal. Wat zijn we arm, zonder Jezus.

Ze halen de kerstboom weg. “Waarom doet u dat, papa?” vraagt Renske. “Omdat kerst niet om de kerstboom gaat, maar over de geboorte van de Heere Jezus.” Als ze alles ook aan Noa hebben verteld snappen ze het.

In het ziekenhuis praten Lydia en Emma ook over het Kerstverhaal. Ze hebben wel gemerkt dat vader en moeder ontdaan waren toen Esther zo mooi vertelde over Bethlehem, de herders, de engelen.

Als ’s avonds vader, moeder, Renske, Noa en Anna op bezoek komen, luisteren ze samen naar de Kerstavond in de kerkzaal van het ziekenhuis. De predikant wijst op Koning Jezus die uit de hemel neerdaalde en arm wilde worden. Samen met zuster Esther zingen ze Psalm 81:12:

Opent uwen mond;
Eist van Mij vrijmoedig,
Op mijn trouwverbond,
Al wat u ontbreekt
Schenk Ik, zo gij ’t smeekt,
Mild en overvloedig.

Na Kerst mag de tweeling naar huis. Als ze thuisgekomen zijn, gaan Lydia en Emma samen naar hun kamer. Ze besluiten voortaan samen uit de Bijbel te lezen.

Ja echt alles doen we samen!
We spelen samen!
We slapen samen!
We dienen de Heere samen!
We lezen uit Gods Woord samen!
En nu zingen we ook samen!

Ja echt alles doen we samen echt alles! Laten we nu nog samen zingen:

Psalm 116 : 1:

God heb ik lief; want die getrouwe HEER
Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen;
Hij neigt Zijn oor, ‘k roep tot Hem, al mijn dagen;
Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.