Alleen

Alleen

Geschreeuw, een harde klap, gehuil, een deur die dicht slaat. Dan is het stil. Ademloos stil. Je kan een speld horen vallen. Maarten zit als verstijft op zijn bed. Het is weer zover. Vader en moeder hebben weer ruzie. De zoveelste deze week. Houdt het dan nooit op? Komt er nooit een einde aan? Hij weet niet eens waar de ruzies over gaan. Dat hoeft hij trouwens niet te weten ook. Het zal wel nergens over gaan. Pas hoorde hij dat vader zijn jas niet opgehangen had en kregen ze daar ruzie over. Ze wilde elkaar eens haarfijn uitleggen wie er gelijk had. Maarten schaamt zich voor hen. Als zijn vrienden dit zouden weten?! Regelmatig komen er klasgenoten bij hen thuis over de vloer. Zijn ouders hebben een eigen zaak en verdienen geld in overvloed. Maarten zou willen dat ze wat meer geld zouden geven aan goede doelen of aan mensen die het echt nodig hebben zoals een buurman 2 huizen verderop. Zij wonen in een kast van een huis, maar het huis waar die man in woont is maar een schril contrast vergeleken met hun huis. Maarten zucht eens diep. Hij zal maar eens naar beneden gaan. Het is bijna 6 uur. Etenstijd. Normaal hoort hij het gerammel van bestek en servies rond deze tijd, maar nu is het angstig stil. Het lijkt net of er zo meteen nog iets gaat gebeuren. Maarten loopt zachtjes de trap af, de kamer in…waar hij stokstijf blijft staan. Zoiets heeft hij nog nooit gezien. Zeker niet bij hen in huis. Het is hier altijd netjes en opgeruimd. Je zou het bijna deftig kunnen noemen. Maar nu? Het is een verschrikkelijke bende. Over de vloer verspreid liggen scherven van een kapotte vaas. De bloemen liggen er naast. Een paar stelen zijn geknakt. Water verspreid zich langzaam over de vloer, richting een tijdschrift die dubbelgevouwen op de vloer ligt. Maarten bukt zich en pakt het tijdschrift op en legt het op de tafel. Hij zucht diep. Hij zal het maar opruimen en wat eten klaar gaan maken. Want ze zullen toch echt moeten eten, ook al staat zijn hoofd daar nu niet naar. Hij loopt naar de keuken en kookt wat eitjes en dekt de tafel. Hij hoopt dat z´n ouders nog naar beneden komen om wat te eten, maar hij heeft tevergeefs gehoopt. Die avond brengt hij alleen door. Zijn ouders zijn gewoon thuis, maar hij voelt zich eenzamer dan ooit.  

Mam, morgen gaan we oefenen voor de kerstuitvoering in de kerk. De kerstuitvoering is op vrijdag voor de vakantie. Ja, dat weet ik toch, dat zei je vorige week ook al. Maar je weet wat ons antwoord is. Oké , denkt Maarten, daar gaan we weer. Ze is weer zoals altijd in een vervelende bui. Nee, zegt hij fel. Dat is papa´s antwoord. U wilt wel heel graag, maar papa wil niet dat u gaat. Maarten, zegt mama streng. Ik wil niet dat je zo praat over je vader. Maar Maarten gaat door. Wilt u diep vanbinnen echt wel komen? Ik heb het idee van niet, want als u echt iets wilt, dan gaat u er honderd procent voor. Daar merk ik nu niks van. Leuk hoor, je zoon heeft een kerstuitvoering waar hij heel lang al naar uitkijkt en z’n ouders uitgenodigd heeft om te komen luisteren, maar die komen niet omdat ze er geen zin in hebben. Andere ouders doen er van alles aan om toch te komen. Lourens ouders kunnen eigenlijk ook niet omdat ze die avond een afspraak hebben maar die hebben ze verzet naar een andere keer zodat ze wel kunnen. En Mirthes vader kan eigenlijk ook niet maar die heeft ook weten te regelen dat hij wel kan komen. Zij doen er alles aan om te komen, zij verzetten afspraken, maar jullie enige reden is dat jullie er geen zin in hebben. En dan komen jullie gewoon niet. Als jullie dat inderdaad zo willen en als dat jullie echte enige reden is, prima, dan zijn mijn ouders er niet bij. Alle ouders zijn er bij behalve die van mij. Bah. Kwaad loopt Maarten weg, naar buiten. Met een harde klap gooit hij de deur in het slot. Dit was de druppel. Hij had altijd hoop gehouden dat ze wel naar de kerstuitvoering zouden komen, ook al vroegen ze er nooit naar.  Waar vroegen ze eigenlijk wel naar? Ze hadden alleen aandacht voor zichzelf, voor hun zaak en voor elkaar. Nou ja, voor elkaar… ruzie maken met elkaar, dat deden ze vaak zat. Ze waren zeker vergeten dat ze ook nog een zoon hadden om voor te zorgen en aandacht aan te besteden, maar die moest zijn eigen boontjes maar zien te doppen. Hij zit de laatste tijd niet zo lekker in z’n vel, merkt hij. Maar dat komt vooral omdat zijn ouders hem geen aandacht geven en niet naar de kerstuitvoering willen komen. Uit pure frustratie schopt hij tegen een steen aan die langs de weg ligt. De steen stuitert over de weg. Hij loopt verder, richting de winkels. Een vrolijk kerstliedje klinkt door de winkelstraat. Overal lopen mensen met tasjes in hun handen. Ze doen hun inkopen voor de kerst. Vlak voor hem lopen een man en een vrouw, hand in hand. Ze kijken elkaar gelukkig aan en geven elkaar een kus. Maarten draait zijn gezicht van hen weg. Zij hebben het wel gezellig, bij hen spat de liefde er van af, maar bij zijn ouders is dat ver te zoeken. Hoelang is het geleden dat zijn vader een ontbijtje voor moeder heeft klaargemaakt? Hij kijkt door de etalage ruit van een winkel. Alle winkeliers doen hun best om zoveel mogelijk spullen te verkopen. Je kan wel duidelijk zien dat het bijna kerst wordt. Kerst… hij zucht diep. Verwachting. Wat verwacht hij eigenlijk? Hij loopt straat in, straat uit. Hij loopt nu langs de doorgaande weg. Doordat hij zo aan het piekeren is, heeft hij niet door dat hij tegen een man voor hem aan loopt. Een reeks van scheldwoorden klinkt, een stomp in zijn maag doet hem ineen krimpen van pijn. Maarten kijkt, recht in het woedende gezicht van de man. Ken je niet uit je doppe kijke? klinkt het. Maarten heeft geen zin om er op te reageren en steekt zonder te kijken de straat over. Getoeter, piepende remmen, een harde klap. Maarten ziet nog net de bumper van een zwarte auto recht op hem af komen. Dan weet hij niets meer.  

Maarten, Maarten, word eens wakker jongen. Ja, heel goed. Doe je ogen maar open.  Het lukt niet. Z´n oogleden zijn veel te zwaar. Ze vallen weer dicht. Hij hoort weer roepen. Maarten, word eens wakker. Nog één keer probeert hij om zijn ogen open te doen. Nu gaat het beter. Hij knippert tegen het felle licht dat z´n ogen verdragen moeten. Hij ziet iets wits naast zijn bed staan. Maar voordat hij er over na kan denken, vallen zijn ogen al weer dicht. Hij heeft geen kracht meer om z´n ogen nog een keer te openen. Hij valt weer in slaap.  

Het is de volgende dag. Langzaam doet Maarten zijn ogen open. Hé, wat zijn ze toch zwaar. Maar hij moet en zal zien waar hij nu is. Na een paar mislukte pogingen lukt het dan eindelijk om z´n ogen open te houden. Verbaasd kijkt hij om zich heen. Waar is hij toch? Er gaat een deur open en er stapt een zuster binnen. Ha Maarten. Fijn dat je wakker bent joh! Ik ben zuster Lianne. Ik mag de komende tijd jou verzorgen. Hoe gaat het met je? Het geeft niet als het allemaal wat snel gaat, glimlacht ze, als ze het gezicht van Maarten ziet. Je ligt in het ziekenhuis. Je bent aangereden door een auto. Je hebt een behoorlijke smakkerd gemaakt, dus het is logisch dat je wat duf en moe bent. Hoe gaat het met je? herhaalt ze haar vraag. Wel goed geloof ik, antwoord Maarten, alleen ik ben zo moe en ik kan amper m’n ogen open houden. En m’n linkerbeen doet pijn. Doe maar rustig aan hoor. Je mag zo weer lekker verder slapen. We hebben al wat onderzoeken bij je gedaan en we hebben gezien dat je linkerbeen gebroken is, die zit in het gips. Je zei dat je been zeer doet, knelt het gips of doet je been zelf pijn? Steekt het? Nee, m’n been zelf doet pijn, antwoord Maarten. Oké,  Je kan wel paracetamol krijgen tegen de pijn. Maar ik denk dat je de ergste pijn wel gehad hebt, alleen heb je daar zelf niks van gemerkt, want toen was je buiten bewustzijn. Misschien maar goed ook, glimlacht ze, want we hebben je been ook moeten zetten, en ik denk dat als je toen nog bij was, dat je toen alsnog wel flauw zou vallen. Al is flauw vallen en buiten bewustzijn niet hetzelfde natuurlijk, maar het komt er op neer dat je er bij beide niks van merkt. Ik zal even de paracetamols halen, kan ik verder nog wat voor je doen? Lig je goed? Ja hoor, glimlacht Maarten een beetje wrang. Ik lig prima. Goed, dan kom ik zo terug om de paracetamols te brengen en ze loopt weg. Weten m’n ouders het trouwens al? Zuster Lianne staat stil en draait zich weer om. Ze kijkt hem doordringend aan. Ja, ze weten het. En? De spanning klinkt door in Maartens stem. Ze waren een beetje geschrokken. Vooral je moeder, maar je vader vond het niet nodig om gelijk te komen. Die vond het belangrijk dat het even tot je doordrong dat je dit nodig had om tot inzicht te komen. Dat moest ik aan je doorgeven. Verslagen sluit Maarten z’n ogen. Hij wist dat zijn vader hardleers was, maar zo erg? Nee, dat had hij niet verwacht. Maar wat kan hij wel verwachten van z’n ouders? Niks eigenlijk? Hij zucht diep. Hij houdt zielsveel van hen, maar ze laten hem gewoon stikken. Dat deden ze al een beetje maar nu helemaal. Hij had gehoopt dat z’n moeder een beetje bij zou draaien, maar tot nu toe heeft hij er nog niks van gemerkt. Gaat het Maarten? vraagt Lianne bezorgt. Ja, het gaat wel, houd Maarten zich groot, maar als hij zijn ogen opent ziet hij dat ze er niks van gelooft. Goed, ik laat je even alleen, tot zo. Even later is het muisstil op z’n kamer. Hij is blij dat hij een kamer voor zich alleen heeft. Hij weet nog steeds niet wat er nou gebeurt is, maar dat er iets gebeurt is is duidelijk, want anders ligt hij niet in het ziekenhuis en zit zijn been niet in het gips. Net hoorde hij dat hij is aangereden door een auto, maar daar weet hij zich niks meer van te herinneren, behalve dat er een auto recht op hem af kwam rijden.  Zo ligt hij te piekeren. Hij merkt niet eens dat zuster Lianne de paracetamols op z´n nachtkastje legt en bezorgd naar hem kijkt. Dat hij zich ergens zorgen over maakt is duidelijk.  

Het is bijna kerst, maar hij zal dan nog wel in het ziekenhuis liggen. Met z’n been gaat het gelukkig wel wat beter.  Hij hoopt dat het gips er snel weer af mag. Maar stiekem hoopt hij dat hij nog even in het ziekenhuis mag blijven. Hier wordt er tenminste goed voor hem gezorgd. Maarten pakt zijn telefoon uit het nachtkastje. Eens kijken hoeveel berichtjes hij heeft. Hij hoopt hij dat papa of mama een berichtje hebben gestuurd. Maar nee, natuurlijk niet. Hij moet het echt van zich afzetten, het heeft geen zin om hoop te houden, want elke keer wordt het in de grond geboord. Hij besluit om ook niks van zich te laten horen. Zij hebben geen belangstelling voor hem, nou, dan hij ook niet voor hen. Hij pakt zijn oortjes uit z´n tas, zet muziek op en laat zich in zijn kussen zakken. Even nergens aan denken, rust, dat is wat hij nu nodig heeft. Kerstmuziek klinkt in zijn oren. Heerlijk, hier kan hij echt van genieten. Hij luisterde eerst andere muziek, muziek die je in de kerk nooit zou horen. Maar nu heeft hij daar geen behoefte meer aan. Dit soort muziek geeft rust. Komt allen tezamen, jubelend van vreugde. Dit lied raakt hem meer dan hij kan zeggen. Samen, jubelend kerst vieren. Ha, lacht ie schamper. Nou, daar is totaal geen sprake van.  Maar de tekst blijft de hele dag in zijn hoofd hangen. Uiteindelijk pakt hij zijn telefoon weer, zoekt het lied op en gaat naar de chat van z´n ouders. Hij heeft met hen een groepsapp, maar daar sturen ze zelden wat in. Voordat hij zich kan bedenken klikt hij op verzenden. Iets in hem zegt dat hij het moet doen. Hij moet het wel doen, of hij nou wil of niet.  

Wat hij nooit verwacht had, gebeurt. S ’avonds, half 8, gaat de deur van zijn kamer open. Dat zal wel een zuster zijn. Maar als hij geen voetstappen hoort, kijkt hij op. Zijn mond valt open van verbazing. Hij weet niks te zeggen. Bij de deur staan zijn ouders. Ze kijken een beetje verlegen om zich heen. Mogen we verder komen Maarten? klinkt zacht de stem van moeder. Ja, ja natuurlijk, stottert Maarten. Daar staan stoelen, hij knikt met z’n hoofd naar de kast. Vader pakt 2 stoelen en zet ze vlak naast het bed neer. Zo jongen, hoe is het met je? Moeder kijkt hem aan. Je zal wel verbaasd zijn dat we er zijn hé, of niet? Maarten knikt. Maar het lied wat je doorstuurde, heeft ons aan het denken gezet. De Heere is gaan spreken door middel van dit lied. Hoe kunnen we nou samen, als gezin, écht kerst vieren, als we heel vaak ruzie hebben en geen aandacht aan jou geven? Je je eigen gang laten gaan? Ik weet dat het nu allemaal misschien nog een beetje bizar in je oren klinkt, maar wij zijn in gaan zien, dat het zo niet langer gaat. Papa en ik hebben eens goed met elkaar gepraat. Zonder ruzie, knipoogt ze naar Maarten. We hebben allebei te lang op onze tenen rondgelopen, zonder er over te praten, dat heeft er voor gezorgd dat we zo vaak en snel aangebrand reageerden, met als gevolg de vele ruzies. Wij hebben afgesproken, dat we minimaal 2 keer in de week met elkaar gaan praten hoe het gaat. En papa gaat proberen om s ’avonds wat eerder naar huis te komen, zodat we met z’n drieën kunnen eten. Lijkt je dat een goed idee? Vader glimlacht om Maartens verbaasde blik op z’n gezicht. Ja, dat lijkt me een goed idee, klinkt het blij uit zijn mond. Wie had dit kunnen denken… zijn ouders, die bij hem komen. Dit is niet toevallig, nee, dit is de hand van God die dit bestuurd heeft. En dan nog iets…haalt vader hem uit zijn gedachten, volgende week hopen we naar de kerstuitvoering te komen. En opa en oma gaan ook mee. Maarten kijkt hen aan. Echt? Klinkt het ongelovig. Ja jongen, echt waar. Vanaf nu gaan we het anders doen. We gaan als gezin leven, niet meer alleen.  

Het is een week later. Maarten zit in zijn rolstoel op het podium van de grote Sint- Jan kerk in Gouda. Het orgel speelt zachtjes. Hij kijkt de kerk rond. Alle banken zijn bezet. Zijn ouders zitten samen met opa en oma in het middengedeelte. Hij ziet ze zitten. Hij kan het nog niet goed bevatten, en ze hebben hem ook duidelijk dat het nog maar een begin is, ze gaan er met z´n drieën keihard aan werken. Maarten is allang blij dat ze weer als gezin leven. Vader glimlacht naar moeder. Maarten krijgt een voldaan gevoel. Het zit honderd procent goed tussen z’n ouders, daar is hij van overtuigd. Het orgel geeft aan dat ze mogen gaan zingen. Iedereen zingt mee. Komt allen tezamen, jubelend van vreugde. Ja, echt samen, met elkaar mogen gedenken dat de Heere Jezus geboren is in een arme beestenstal, voor hen, zondaren, om zalig te maken dat verloren was.