Alleen maar toch samen

Alleen maar toch samen

Het is een donkere winteravond in November. Rosanne kijkt naar buiten. Ze ziet nog niks. Dingdong! De bel gaat. Rosanne vliegt naar de deur. “Rosanne rustig!” hoort ze nog. “Charlotte!” De nichtjes vliegen elkaar om de hals.

Een uur later zit iedereen in de kamer van de familie Van Boven. “GEFELICITEERD!” roept de familie. Rosanne glundert. Ze loopt na anderhalf uur door een overvolle kamer naar Charlotte. “kom mee naar boven. Heb je je logeerspullen mee?” Charlotte knikt. Ze gaan naar de hal en lopen de trap op. “Hoelang mocht je hier uiteindelijk blijven?” Charlotte grinnikt. “Ze zijn eruit! Jouw ouders en de mijne bedoel ik dan hè. Uiteindelijk mocht ik twee en halve week blijven.

“Mooi zo!” Rosanne duwt de deur van haar kamer open. “Let maar niet op de zooi in deze kamer hoor!” Charlotte gniffelt. “Die rommel vindt ik nog wel meevallen hoor! Mijn kamer is nog 3 keer zo erg.”

Eindelijk is alle visite weg. Charlotte gaapt. Rosannes ogen vallen bijna dicht. Rosannes moeder ziet het en zegt: ”Rosanne en Charlotte jullie moesten maar eens naar bed gaan. Het is notabene ook al bijna half 1 in de nacht. Dan wordt het ook wel tijd he.” De meisjes knikken. Ze lopen naar boven en als ze zich gedoucht hebben en onder de dekens liggen, praten ze nog na over ’s avonds. Charlotte weet nog een paar leuke moppen. Maar als het half 2 is en ze allebei moe zijn, zijn ze het roerend met elkaar eens dat ze nu echt moeten gaan slapen.

De volgende dag is het zaterdag. De hele dag vermaken de meisjes zich met kletsen, knutselen en brownies maken. Maar ’s avonds onder het eten zegt Rosanne: “Mam, ik moet zo naar catechisatie. Mag Charlotte dan mee?” Moeder denkt even na en kijkt naar vader.

Die knikt naar haar. “Nou….. hm….vooruit dan maar. Maar…….gedraag je. Allebei!” Rosanne en Charlotte juichen en springen om elkaar heen.

“hahaha heb jij niet geleerd? Wat dom dan krijg jij vast een beurt.”

Hendrik kijkt lachend naar Rosanne. “Dat vindt ik heel dom.”

“Bemoei je met jezelf!” snauwt Rosanne. De dominee kijkt de kring rond. “Jongelui, we gaan hier vriendelijk met elkaar om. Willen jullie dat onthouden? Oké Hendrik, jij begint met de 1e vraag. Namelijk: Kunnen de heiligen onze middelaars niet zijn?” Hendrik kijkt verlegen de kring rond. “Ik… eh…ik heb niet geleerd dominee.” “oké dan mag je straks even blijven. Rosanne?” Rosanne denkt diep na. O heeft zij even geluk! Die hebben ze deze week met Kort Begrip geleerd. “eh… Het antwoord is: Neen zij, want zij zijn nog God nog mensen.” “Goed zo Rosanne. Heb je trouwens een vriendin meegenomen?” “Nee dominee, het is mijn nichtje.” De dominee knikt vriendelijk naar Charlotte en vraagt of zij de volgende vraag voor zou willen lezen. Charlotte knikt en leest: “Waarom zegt gij dan de drie de Vader, de Zoon en den Heiligen Geestes?” De dominee bespreek samen met de kinderen de vraag en stuurt ze dan naar huis.

“He! Zijn jullie er alweer? Ben je naar huis gestuurd Roos?” Moeders stem klinkt streng. “Nee, de dominee liet iedereen weg gaan behalve Hendrik. Die had zijn vragen niet geleerd. En toen hebben we de  volgende drie vragen gelezen en de dominee heeft ze uitgelegd. Charlotte mocht ze trouwens voorlezen. Maarre… zo vroeg is het al niet meer hoor! Het is al half tien!” “Wat?????? Zo laat al?” Rosannes vader springt op. “Dan ga ik nog gauw even Hector uitlaten.

De volgende morgen wordt Rosanne om half zeven wakker. Ze kijkt naar het luchtbed waarop Charlotte ligt. Een vliegtuig komt over hun huis. Rosanne huivert: Zou het een bommenwerper zijn? Komt hij nog meer huizen verwoesten? Gaat hij naar Duitsland? Of komt de bommenwerper uit Duitsland? Er komt beweging in het bed naast haar. Rosanne kijkt. Het gezicht van Charlotte komt boven de dekens uit. Weer komt er een vliegtuig over. Charlotte kijkt Rosanne bang aan, maar haar nichtje kijkt al even bang terug. BAM!!!!!! Rosanne en Charlotte rukken door elkaar van schrik. “Een bom!” fluistert Rosanne geschrokken. Charlotte kreunt. “O als het maar niet in de buurt van mijn huis is.” “Ik denk” antwoord Rosanne “dat het in de buurt van het dorp is” Charlotte kijkt haar aan. “Als de kerk er dan nog maar staat!”

Moeder komt de kamer binnen. “Kom er maar uit meiden! We gaan ontbijten en dan naar de kerk.” “Maar mam, staat hij dan nog wel? We hoorden net een bom vallen en het geluid kwam uit de richting van het dorp.” “Vader is meteen gaan kijken. Hij kwam terug en zei dat  de bom is belandt in het meertje en gelukkig geen schade heeft aangericht.” De meiden slaken een zucht van opluchting. Ze klimmen uit bed, kleden zich aan en lopen naar beneden om daar te gaan ontbijten.

ik hef tot U die in de hemel zit.
Mijn ogen op en bid.
Gelijk een knecht ziet op de hand zijns heren, om nooddruft te begeren.

Als ze bij de kerk komen, is de gemeente al aan het zingen. Gauw lopen ze naar binnen en zoeken hun vaste plek op. De koster knikt hen vriendelijk toe. De dominee komt binnen, hij spreekt de zegen uit over de gemeente en zegt dan: “Wij gaan zingen psalm zes vers twee.”

Vergeef mij al mijn zonden.
Die Uwe hoogheid schonden.
Ik ben verzwakt o Heer!
Genees mij, redt mijn leven.
Gij ziet mijn beenderen beven.
Zo slaat Uw hand mij neer.

Dan gaat de dominee weer bidden. Het ‘lange’ gebed noemt Rosanne dat. De dominee begint:

Heere in de hemel,
Wij danken U dat U ons nog bewaart hebt.
Ook voor de bom die er net gevallen is.
Heere, bedankt dat niemand van ons gewond is geraakt.
Heere wilt U ons ook sterken.
Ook nu er oorlog is.
Wilt U ons onze vrijheid nog teruggeven……….

Plotseling klinkt er een barse stem: “Dat hoorden wij nou net. Waren we daar even mooi op tijd! Rosanne opent verschrikt haar ogen en kijkt achterom. Ze schrikt vreselijk want……. daar staat een NSB’er met een hele troep Duitse soldaten. Ze kijkt naar Charlotte. Die zit met grote ogen rond te kijken. De Duitse officier zegt iets tegen de NSB’er. Die loopt naar de preekstoel en zegt tegen de gemeente: “Mensen, u krijgt allemaal een Duitse soldaat in huis. Die moet u goed verzorgen. Want anders…..

De dominee leest de lijst voor: “Familie Bos: Soldaat Sepp. Familie van Boven: Soldaat Heinrich.” Rosanne kijkt naar de soldaten. Een soldaat zwaait. “Dat ben ik.”

’s Avonds zitten Rosanne, Charlotte, vader, moeder en Heinrich bij elkaar. Ze zijn erachter gekomen dat Heinrich best een aardige soldaat is, die helemaal niet wou vechten. Maar hij moest. Anders zou hij vermoord worden. Vader pakt de Bijbel. Heinrich kijkt er met grote ogen naar. “Wat is dat?” Vader legt hem uit dat het een Bijbel is. Hij vertelt Heinrich ook dat het een heilig boek is. Heinrich luistert.

Vader leest psalm 23 voor:

1 Een psalm van David. De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken.
2 Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.
3 Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil.
4 Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.
5 Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.
6 Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het huis des HEEREN blijven in lengte van dagen.

Heinrich kijkt met grote ogen. Vader legt hem alles uit wat hij nog niet begrijpt. Heinrich zegt: “Ik ben hier nog twee dagen, wilt u mij dan Bijbelonderwijs geven?” Dat wil vader wel en hij doet het dan ook.

Aan het eind van de twee dagen, als Heinrich weer gaat vertrekken, bedankt hij iedereen van het gezin van Van Boven. Hij staat bij de deur en zegt dat hij hoopt dat hij hier nog een keer komt. Dan zegt moeder: “Heinrich, daar ga je dan. Ik hoop dat ik je nog een keer mag ontmoeten. Pas goed op jezelf jongen!” Heinrich kijkt moeder aan en zegt: “Nee mevrouw, ik ga niet alleen! Ik ga samen, samen met God, en hij zal over mij waken. En zal ik dan moeten sterven, dan is het ook goed. Want dan weet ik zeker dat ik dan in de Hemel kom. Zoek dat! Dan is het goed! Dag mensen!” en weg is Heinrich.